Oh Oh Amsterdam: van 2 x engel naar cut met een k
Metro’s Iris neemt je mee in haar Amsterdam, waar van alles in voorbij komt. Van Chinese massagesalon tot het stiekem begraven van cavia’s en spannende afters. En alles ertussenin.
Perzische prins
Onderweg naar Amsterdam strand ik met honderden medereizigers op station Amersfoort. Een dubbeldekstrein komt binnen en de omroepstem waarschuwt dat deze trein níet naar Utrecht gaat, waarna iedereen vriendelijk verzocht wordt de trein te verlaten. Ik kijk op m’n gemakje naar alle naar buiten stromende reizigers, de een nog bozer dan de ander.
Behalve de man die met een grote glimlach boven blijft zitten en vanaf het perron houd ik hem in de gaten. Hij lijkt op een Perzische prins en wuift naar me wanneer ik met gebaren probeer duidelijk te maken dat-ie moet uitstappen en dat hij anders wel bij mij mag komen staan. Op het bord zie ik nu de nieuwe bestemming: Zwolle met zo’n elf stops, waaronder station ’t Harde waar ik het altijd op een of andere manier even warm van krijg, maar tijd om daar iets mee te doen, is er niet.
De man knikt vriendelijk naar de nieuwe mensen die instappen en ik zie dat over vier minuten de trein gaat vertrekken. Ik twijfel geen seconde en sprint de stoptrein in, m’n koffer en drie tassen achter me aan slepend. Ik pak de trap met twee treden tegelijk, gooi de deur open en sta dan oog in oog met mijn Perzische prins, die van dichtbij toch wat meer op een Somalische piraat lijkt.
„You to Youtrecht?” hakkel ik moeizaam, mijn maand in een Engels gastgezin (lees: hysterische gescheiden vrouw die dacht dat ik het met haar ex deed) compleet te zijn vergeten. Hij knikt blij: „You too?” No no, panikeer ik lichtelijk als hij een plastic bakje vol eten, waardoor ik een flashback naar Border Security krijg, wil openen en zich extra diep in zijn stoel nestelt.
„You out!” roep ik en wijs met mijn hand iets omhoog naar het perron en wanneer ik mezelf in reflectie zie in het treinraampje, voel ik me even die tweede hoofdpersonage in een oorlog- of vluchtelingenfilm waar iedereen een gezamenlijke zeer sterke antipathie voor heeft opgevat.
Ik doe mijn hand rap naar beneden, lach mijn lach er achteraan en leg summier uit dat deze niet naar Utrecht gaat. Hij pakt zijn plastic bak en tas en volgt me naar buiten, waar hij zijn handen op m’n schouders legt en me aankijkt met zijn intens zwarte ogen. „You angel”, hoor ik nog net voordat we elkaar kwijtraken in de menigte.
De omroepstem klinkt weer en ik besluit daarna die gratis koffie of thee op te halen. Ik probeer nog even of warme choco of een miniflesje rode wijn ook mogen, maar sta een minuut later weer buiten met English Breakfast Tea, de enige smaak die er nog was.
,,Zo zo, dat ziet er lekker warm uit”, kijkt een kleine vrouw het bekertje bijna uit m’n handen. Ik vertel haar dat het gratis is, maar de rij is intussen langer dan die bij die Indonesische toko op de Amstelveenseweg. Ze komt net van een Reiki Master Weekend, dat een ‘warm bad’ voor haar is geweest. ,,Ik heb het nu dan ook extra koud, maar dat komt ook omdat ik heel veel ben afgevallen na mijn scheiding afgelopen jaar.”
47 kilo weegt ze en ik reken snel uit dat ze tijdens mijn tussenjaar in Spanje, waar ik een paar kilo zwaarder was, #understatement, bijna twee keer in mij had gepast. Ik doop het zakje nog maar een keer op en neer. ,,We wonen nog wel in hetzelfde huis, maar dat kan even niet anders.” Het vrouwtje kijkt naar een punt in de verte. ,,Oh, ben je d’r weer?”, doet ze een barse mannenstem na. Haar ex straks als ze thuiskomt, weet ze nu al.
,,Nee, ideaal is het allemaal niet.” Ze rilt en ik geef haar mijn thee. Het is wel ontbijtthee, verontschuldig ik namens Lipton, de Kiosk en mijzelf, maar dat deert haar niet. ,,Hier word ik nou zo warm van”, fluistert ze bijna, ,,je bent een engel.”
Geen slechte score, bedenk ik me tevreden en tel de karmapunten bij elkaar op. Maar tijd om naast mijn wolkje te gaan zweven, is er nauwelijks. Terug in Amsterdam loop ik in de sneeuw over straat naar huis, waardoor een fietser moet uitwijken en bijna valt. „Stomme kút!”, spuugt hij de woorden uit en ik moet lachen. Ik ben weer thuis.