#38: Gebruikt hij drugs tegen liefdesverdriet?
Nadat Jelle en Maud ruzie hebben gekregen, komt Jelle opeens niet opdagen op werk. Ondertussen negeert Sam, het vriendje van Maud haar al dagen omdat Jelle zich in haar huis verstopt had, maar niet op tijd wist te ontsnappen aan een confrontatie. Maud weet ondertussen niet wat ze met haar gevoelens voor Jelle aan moet, maar wil Sam ook niet kwijt. Als ze opeens bijna zeker weet dat de spoorloze Jelle wel in Noordwijk in het huisje van zijn opa en oma moet zitten – het huisje waar zij en Jelle ontelbare leuke dagen (en hete nachten) hebben meegemaakt – gaat ze op onderzoek uit. Maar dan sms’t Sam eindelijk dat hij haar wil spreken…
Oké: Jelle was dus inderdaad in het strandhuisje van zijn opa en oma. Toen we daar aan kwamen en op het raam bonkten, werd er slaperig een gordijn open gedaan en zagen we zijn bekende hoofd tevoorschijn piepen. Malou slaakte een kreet van geluk, ik irriteerde me vooral aan haar blije gekir en vroeg me daarna meteen af waarom ik dat zo irritant vond.
Eenmaal binnen raakte ik nog geïrriteerder: op de vloer van het strandhuisje lagen tientallen lege blikjes bier. Het stonk er ontzettend. Een mengeling van slaaplucht, drank en rook sloeg direct op je keel bij betreding van het kleine huisje. Het speciale gevoel dat ik had bij Jelle zakte meteen weer naar het vriespunt toen ik deze trieste bedoening zag. Triest… ik vond het gewoon triest hoe hij hier zo zat te zwelgen in zelfmedelijden. En om wat? Omdat ik hem had afgewezen?
Malou leek een stuk beter om te gaan met haar speciale gevoelens voor Jelle dan ik op dat moment. Terwijl ik mij een weg baan door de rommel op de vloer om een raampje open te zetten, zakt zij op bed naast Jelle om hem te vragen wat er de afgelopen dagen was gebeurd. Ik luister maar met een half oor. Terwijl ik naar buiten kijk bedenk ik mij wat ik Sam zou antwoorden. Hij wil met mij praten… maar wat zou hij mij gaan vertellen?
Ik pak mijn telefoon en stuur een smsje terug dat ik over een paar uur wel in Amsterdam kan afspreken. Terwijl ik het smsje verzend valt mijn oog iets dat op het bureau van Jelle ligt. Het lijkt een spiegel en hij is vies. Als ik iets beter kijk, slaat mijn hart een slag over. Ik zie duidelijk wit poeder op de spiegel liggen. Gebruikt Jelle nou ook nog drugs om zijn liefdesverdriet in dit stinkhol te vergeten?
Dan draai ik mij om en loop met een ferme pas naar de deur. „Maud, wat ga je doen?” vraagt Malou met grote ogen. Ze zit met haar arm om Jelle heen geslagen, troostend alsof het een klein vogeltje is dat uit zijn nest is gevallen. „Ik ga als je het niet erg vindt”, antwoord ik met een verbeten gezicht. En zonder Jelle nog maar een blik waardig te gunnen smijt ik de deur achter mij dicht en loop ik het strand op.
Ik snap weinig van mijn gevoelens jegens Jelle. Aan de ene kant ben ik onwijs opgelucht dat hij in orde is. Aan de andere kant stoort het mij mateloos dat hij nu toch weer gezien heeft dat ik om hem geef. Dat ik het nog weet van ons huisje. Dat ik hem op zoek als ik denk dat er iets met hem aan de hand is. En dat hij überhaupt deze speciale plek gebruikt om een beetje weg te gaan lopen kwijnen omdat het in Amsterdam niet helemaal gaat zoals hij wil.
Een beetje drinken en te snuiven. Waarvan ik niet eens wist dat hij dat deed. Wat lost hij hiermee op? Toen ik Jelle leerde kennen had hij helemaal niks met drugs. Wat is er in godsnaam met hem gebeurd? Ik kan er toch ook niks aan doen dat onze levens elkaar opeens weer kruisen? En dat ik het misschien allemaal gewoon even niet meer weet?
Als ik aan kom op Centraal Station begint mijn hart in mijn keel te kloppen. Over een paar minuten ga ik Sam weer zien. We hebben afgesproken om bij Hannekes Boom iets te gaan drinken. Hij zal het dus wel niet gaan uit maken, want hij kent mij inmiddels hopelijk goed genoeg om te weten dat ik als dramaqueen eerste klas waarschijnlijk mijn drankje van de avond (witte wijn) in zijn gezicht zal smijten als hij mij dat zou flikken.
Bovendien zou ik het écht niet eerlijk vinden. Ik heb niks gedaan. Ik ben niet vreemd gegaan. Ik heb Jelle niet gekust, hij kuste mij. En hoewel ik emotioneel een beetje in de war ben, vind ik niet dat Sam om die reden onze relatie maar moet beëindigen. Toch? Ik probeer mijzelf moed in te spreken, terwijl mijn maag borrelt als een fles Spa Rood die je omgekeerd in je boodschappentas van de trap hebt laten flikkeren en vervolgens te snel open maakt.
Hannekes Boom heeft mij niet gered. Sam heeft het uitgemaakt. Verbouwereerd zit ik twintig minuten nadat we elkaar gesproken hebben alweer in mijn uppie achter mijn wijnglas. Die was trouwens nog steeds goedgevuld, want ik was zo perplex dat ik met niks kon gooien. Ik kon mij niet eens bewegen…
Hij kan het niet meer. Niet nu. Niet nu ik niet eerlijk ben geweest tegen hem over Jelle. Het ging hem niet om vreemdgaan of iets in die richting. Het ging hem erom dat ik dingen verzweeg, achter zijn rug om alles wilde oplossen met Jelle en dat kan hij nú niet hebben.
„Wellicht dat het over een tijdje weer goed komt, maar nu word ik er ook geen leuker vriendje op Maud. Ik vertrouw je niet.” Die laatste vier woorden bleven als een beukende housebeat door mijn hoofd gonzen.
De tranen stromen over mijn wangen en ik voel zo’n kinderlijke snottebel opkomen die je had toen je moeder niet naar je luisterde als je die zak snoepvarkentjes uit de supermarkt wilde hebben. Ik kreeg mijn snoepvarkentje ook niet deze keer. Ik ben Sam kwijt. Ik ben mijn baan kwijt. Jelle wil ik eigenlijk niks mee te maken hebben en morgen ben ik jarig. Ik weet één ding zeker: dit wordt officieel mijn kutste verjaardag ooit…