#195 ‘Naast deze verschijning voel ik me een beetje een lompe muis’
Maud’s leven gaat voorspoedig. De baan bij haar favoriete magazine die ze graag wilde hebben, wist ze binnen te slepen: ze mag twee dagen per week aan de slag. Ook het nieuwe huis voelt goed: met Tommy heeft ze het nieuwe bed al flink uitgetest. En met Jessie gaat het beter: ze staat onverwachts voor de deur om het goed te maken met Maud. Die kan echter niet al te lang blijven: ze heeft afgesproken met Thalisa, haar vroegere vriendinnetje van de basisschool die ze laatst tegenkwam in de trein. En dat voelt eigenlijk een beetje als een eerste date…
Als ik bij de ingang van het Vondelpark aan kom, krijg ik een appje binnen van Thalisa dat ze iets later is. Geen probleem: het is goddelijk weer, dus even in de zon wachten is bepaald geen straf. Ik scroll door een paar online webshops voor wat nieuwe outfits: komende week heb ik natuurlijk mijn eerste werkdag voor het tijdschrift en om ingewerkt te worden mag ik naar kantoor komen. Ik wil er natuurlijk wel pico bello in orde uit zien. Terwijl ik een paars pak bestel, krijg ik een bericht van Tommy binnen. ‘Lievie, Noa komt dinsdag logeren. Ik dacht ik zeg het even, zodat je je een beetje kunt voorbereiden.’
Voorbereiden? Eh, ik heb net een nieuwe baan deze week… Kan dit niet wachten ofzo?! Ik wil eigenlijk vol geïrriteerd terug appen, maar houd me in. Tommy heeft al zo’n lastige band met de moeder van zijn dochtertje. Ik moet niet nu gaan zeuren als ze eindelijk een keer tijd met haar vader mag doorbrengen. Maar om nou op mijn tweede dag bij mijn nieuwe baan een 5-jarige voor het eerst bij ons te hebben slapen… Pff, ik kan ook niet tegen Tommy zeggen dat ik dan liever in mijn oude huis slaap, waar ik de laatste spullen nog moet weghalen. Dan denkt hij straks dat ik niks van zijn dochtertje moet weten. ‘Oke, leuk!’ app ik daarom maar – ongemeend – terug. De knoop in mijn maag verraadt gelukkig alleen aan mezelf dat ik het helemaal niet zo ‘leuk’ vind…
„Joehoe, Maudje! Zo leuk je te zien!”, hoor ik dan de enthousiaste hoge stem van Thalisa verderop kirren. Ze ziet er weer picco bello uit, in een strakke leren broek, de nieuwste witte gympen en met een toffe trui erboven. Haar haar zit in een strakke paardenstaart en ze draagt een grote zonnebril. Haar tanden stralen me tegemoet. Die waren de vorige keer toch niet zó wit? Het lijkt net een filmster…
„Hey Thalis, hoe is het?!” vraag ik haar terwijl we het park in lopen en starten met onze ‘wandeltocht’. Naast deze verschijning voel ik me een beetje een lompe muis. Ik ben me opeens pijnlijk bewust van het feit dat het vest dat ik aan heb van drie seizoenen geleden uit de sale komt en mijn gympen zijn vergeleken met die van haar zo smoezelig, dat ze het vast zou geloven als ik ze uit een zak derdehands kleding getrokken had. Terwijl Thalisa honderduit praat, voel ik mezelf een tikkeltje ongemakkelijk. Niet dat ze het expres doet, maar dit is zoveel glamour… Ben ik wel speciaal genoeg om met deze vrouw om te gaan?!
„Dus, ik vertrek binnenkort naar Istanbul voor die nieuwe tanden”, hoor ik haar opeens zeggen. „Sorry, eh?! Wat zeg je nou?! Nieuwe tanden?!” roep ik verbaasd, terwijl ik rood word omdat ik de laatste paar zinnen van haar blijkbaar helemaal niet echt gehoord heb. „Ja, die facings dus! In Turkije is het veel goedkoper en ik vind het supermooi. Dus ik heb een afspraak gemaakt. Mijn vader vindt het onzin, die vindt me mooi zoals ik ben. Maargoed, dat zegt hij altijd. Hij weet dat ik een nieuwe neus heb, maar ziet niks van die botox en fillers die ik al heb gedaan. Dus dit zal hij ook wel niet opmerken…”
Ik weet niet wat ik hoor. Het is inderdaad totaal niet nodig dat ze nog aan zichzelf laat sleutelen: ze is prachtig! Ik probeer Thalisa om te praten dat ze dat met haar tanden maar niet moet doen, maar betwijfel of het binnenkomt. Als ik tien minuten bezig ben met mijn betoog, valt ze me in de rede: „Nah, Maud ik ben nu wel klaar over het onderwerp hoor. Hoe is het met jou? Hoe bevalt je nieuwe huis?!” Ik besluit het er inderdaad maar even niet meer over te hebben en vertel Thalis over de fantastische eerste nacht in het huis, mijn nieuwe baan en het feit dat Noa dinsdag komt logeren en dat ik het eigenlijk niet zo relaxt vindt. „Snap ik, maar joh… zo’n koter is even wennen, straks ben je vast gek op haar. En die nieuwe baan geeft je vast genoeg energie om het naast je neer te kunnen leggen. Wat te gek joh!”
Als ik de volgende dag opsta om te vertrekken naar de redactie, gieren de zenuwen door mijn lijf. Wie had dit een maand geleden kunnen denken?! Ik, zonder enige ervaring in deze branche, ga werken voor een tijdschrift. Ik ben een half uur te vroeg op de redactie. De enige persoon die al aanwezig is in het gebouw, blijkt de receptioniste. Vriendelijk begeleidt ze me naar het stuk kantoor waar ik straks word ingewerkt. „Ga hier maar even zitten”, zegt ze vriendelijk en ze begeleidt me naar een bankje in een kantoor. Als ze weg is en ik al vijf minuten naar mijn schoenen aan het staren ben – deze keer een schoon paar laarsjes, geen derdehands smoezelige gympen – sta ik op en loop ik een rondje in het kantoor. Het is denk ik van de hoofdredactrice: aan de wand hangen oude covers van het tijdschrift en op haar bureau liggen tig papieren. Ze is niet heel erg netjes zeg…
Dan valt mijn oog op een papier vol krabbels op haar bureau. ‘Reorganisatie’ staat erboven, met daaronder een aantal namen. Eentje ervan herken ik: Annemarie. Achter haar naam en achter de naam van een ander, Lizet, staat met een rode pen boventallig. Als ik het blaadje oppak om te zien wat er nog meer op staat, slaat de deur van het kantoor open. „Maud?!”