#150 ‘Die kutcorona… ik word er helemaal gek van!’
Maud heeft na een zware tijd eindelijk weer eens een leuk avondje uit op een dakterras samen met Jessie. Haar moeder gaat trouwen met een Tinder-fling en dat zit haar hoog, maar die zorgen wil ze even vergeten. Maar als ze na een paar gin-tonics eindelijk alles een beetje lijkt te kunnen vergeten en voor het eerst in de coronatijd alles weer een beetje normaal lijkt, belt Tommy.
„Maud, ik heb een probleem. We zijn net opgepakt door de politie en moeten mee naar het bureau….”
Mijn leven kan ook nooit eens rustig verlopen. Wat is er nú weer aan de hand? Vol ongeloof heb ik de telefoon in mijn handen, gewoon vergetend dat ik iets moet zeggen tegen Tommy. Als ik die aan de andere kant „Maud? Maud?!” hoor roepen kom ik pas weer op aarde.
„Wat heb je uitgespookt Tommy?!”, roep ik verontwaardigd. Ik hoor Tommy iets mompelen over coronamaatregelen en uitschelden, maar kan door het lawaai op het dakterras maar moeilijk horen wat er nou precies aan de hand is. „Waar zit je?!”, snauw ik vervolgens. Dan maar weer langs het politiebureau, wat voor mij nu zo ongeveer voelt als thuiskomen, zo vaak heb ik er de afgelopen jaren een bezoekje gebracht.
Op het politiebureau
Even later kom ik verwaaid aan op de fiets bij het politiebureau, maar daar blijk ik van een koude kermis thuis te komen. Tommy zit vast, maar de politie wil mij geen informatie geven en ik mag ook niet verder naar binnen. Vloekend stap ik vijf minuten later weer op de fiets naar huis, niet wetend wat ik moet doen. Jessie heeft mij zes keer gebeld in de tussentijd; die hoorde me alleen iets schreeuwen over Tommy in het ziekenhuis, maar weet natuurlijk ook nog niet van de hoed en de rand, dus ze is onwijs nieuwsgierig wat er loos is.
Veel wijzer kan ik haar ook niet maken. We kletsen even over wat er aan de hand zou kunnen zijn, maar heel lang wil ik er ook niet over praten want hoe langer ik erover nadenk wat er allemaal zou kunnen zijn, hoe onrustiger ik word. Eenmaal thuis begin ik van alles te doen waar ik normaal geen zin in heb. Als ik onrustig ben ga ik vaak opruimen en schoonmaken, dus ik probeer mijn kamer op te ruimen en begin net aan mijn kledingkast als de bel gaat. Als ik open doe slaak ik een kreet van opluchting: „Tommy! What the fack! Wat is er gebeurd?!”
Coronaboete
Tommy komt woest naar binnen gestormd. „Nou Maud, als je hoort wat er nú gebeurd is. Die kutcorona… Ik word echt helemaal gek. Zit ik in het park met twee vrienden, netjes op zowat een heel golfslagbad aan afstand van elkaar. Komt er zo’n boa aangelopen en die geeft ons zonder gesprek, zonder pardon een bekeuring. Terwijl we hartstikke ver uit elkaar zaten! GROEPSVORMING?! Dus ik wilde met die man in gesprek gaan, maar hij bleef stug doorvragen en schrijven en had totaal geen zin om coulant te doen. Ik ben boos geworden! Alleen toen had hij nog meer reden om boos te worden en naja. In the end liep het uit op een eh… hoe noem je dat? Schermutseling? Nou anyways, ik was het er gewoon echt niet mee eens en toen ben ik meegenomen. Hij vond me agressief. AGRESSIEF! IK?!”
Tommy is rood aangelopen van woede en ik probeer hem te kalmeren. „Nou… gelukkig maakt het voor jouw beroep niet zo erg dat je straks een aantekening hebt. Een VOG heb je toch niet nodig!”, grap ik, maar zodra ik de opmerking gemaakt heb zie ik in Tommy’s ogen dat deze verkeerd valt. „Nee, ik heb helemaal geen VOG nodig, want ik heb geen werk Maud. En zonder dj’en kan ik natuurlijk helemaal niks. Jezus wat een lompe trien ben je ook af en toe!”
„Nee Tommy… zo bedoel ik het niet!”, roep ik, maar Tommy heeft zich al omgedraaid en stormt de deur weer uit. Hè verdomme. Dit is natuurlijk nergens voor nodig. Hij is zó lichtgeraakt sinds dat blowen. Ik hoef maar een scheet te laten en hij is al kwaad… Ik voel tranen opkomen en draai me woest om, om aan de rest van mijn kledingkast te beginnen. Als ik anderhalf uur later klaar ben en mijn telefoon pak om Jessie te bellen en te vertellen wat er nou precies gebeurd is, belt net op dat moment mijn vader. „Hey pap!”, antwoord ik zo opgewekt mogelijk om niet te laten horen dat ik echt strontchagrijnig ben. Maar al snel hoor ik dat mijn vader 0,0 oor zou hebben naar hoe mijn gemoedstoestand is. Met gierende halen hoor ik hem huilen aan de andere kant van de lijn.
“Pap, what’s up!”, roep ik verschrikt.
,,Maud. Is het waar?! Gaat je moeder trouwen?”