#140 Dit is niet de persoon waar ik verliefd op geworden ben
Maud heeft een groot probleem: terwijl de coronacrisis in Nederland in volle gang is, zit zij nog met Tommy in Thailand en moeten ze zo snel mogelijk naar huis. Haar moeder is besmet met het virus en haar vader behoort tot de risicogroep. De hele verdere reis in Thailand is Tommy niet te genieten omdat hij in één klap al zijn werk kwijt is en als ze op het vliegveld staan om terug te vliegen dient het volgende probleem zich aan: Joris stormt op hen af: „Jongens ik heb een probleem. Ik mag niet terug naar Nederland. Ze testen iedereen na de douane op koorts en als je koorts hebt moet je verplicht twee weken hier blijven…”
Ik weet even niet wat ik met deze situatie aan moet. Wat verwacht Joris nou? Dat we bij hem blijven en zijn hand vasthouden tot hij ook naar huis mag? Verbaasd kijk ik hem aan. „Ik vind het heel kut voor je Joris, maar wij kunnen ook niks voor je doen”, antwoordt Tommy al kil voordat ik ook maar iets kan zeggen. Joris kijkt teleurgesteld. Schijnbaar dacht hij echt dat wij misschien bij hem zouden blijven.
„Zouden jullie dan in ieder geval mijn moeder een beetje gerust willen stellen als jullie in Nederland zijn. Ze maakt zich ontzettend zorgen en ze gelooft geen woord van wat ik zeg als ik zeg dat het goed met mij gaat”, vervolgt Joris met tranen in zijn ogen. Ik zie dat Tommy alweer wil gaan snauwen, maar voordat hij zijn mond open kan trekken zeg ik snel: „Ja joh, is goed. Wat is haar nummer?”
Even later zitten we eindelijk in onze stoel naar huis. „Waarom moet je nou zo lullig tegen hem doen?” snauw ik tegen Tommy, maar die negeert me en valt tien minuten later als een blok in slaap. Nou, van dat ‘niet op mij afreageren’ van zijn stress is ook vrij weinig meer over, zucht. Ik kan niet wachten tot ik thuis ben.
Had ik dat maar niet gezegd. Ik ben inmiddels alweer een week in Nederland en ik denk eerlijk gezegd dat ik de situatie hier nog veel kutter vind dan in Thailand. Ergens voelde het fijn om daar met een paar ‘lotgenootjes’ opgezadeld te zitten en te bespreken wat er in de wereld gaande was. Maar daar op die tropische bestemming was het toch net even wat behapbaarder dan hier in Nederland, waar het letterlijk geen seconde van de dag over iets anders gaat dan dit ‘gedoe’. Ik heb thuis met de moeder van Joris gebeld en die was inderdaad iets meer gerustgesteld door mij dan dat Joris haar kon kalmeren. Maar de paniek in dit land is echt heftig…
Van de week ben ik ‘langs geweest’ bij mijn moeder. Of naja langs: ik heb voor de deur staan zwaaien en heb een bos bloemen neergezet, zodat ze die kon pakken zodra ik weg was. Ik heb gejankt als een kleine peuter: zo sneu om je moeder niet even een knuffel te kunnen geven als ze die duidelijk heel hard nodig heeft, maar voor de rest word ik heen en weer getrokken tussen boosheid dat dit zoiets groots heeft kunnen worden en angst. Voor hoe lang dit gaat duren, voor de werkgelegenheid, voor Tommy’s werk…
Tommy is verder de hele week nog steeds niet te genieten. Hij blowt ontzettend veel en eerlijk gezegd maak ik me een beetje zorgen om hem. Hij is zijn werk natuurlijk kwijt, maar hoe erg ik hem ook probeer aan te zetten om tijdelijk iets anders te zoeken of in ieder geval zijn creativiteit of sterke mannenarmen ergens anders voor in te zetten: hij wil niet. Hij ligt alleen maar in zijn bed, zit op de bank, luistert muziek en blowt. Dit is nou niet bepaald de persoon waar ik verliefd op geworden ben…
Zelf trek ik de situatie op zich redelijk. Ik heb die enorme teringzooi die mijn kamer normaal is, weten te minimaliseren. Ik heb mijn kledingkast uitgezocht, al mijn documenten geordend en mijn kast een likje verf gegeven. Dat had ook nogal wat voeten in de aarde: ik was dus naar zo’n bouwmarkt waar een hele rij stond. Ja weet ik veel… we moeten toch iets te doen hebben in die tijd die we overbruggen? Ik verveel me verder de pleuris. School had ik niet omdat ik natuurlijk op reis zou gaan en mijn baantje kan ik ook niet oppikken en ik wil echt heel graag iets doen…
Als ik zondag wakker word ligt Tommy nog verlamd naast me. Ik klauter uit bed en besluit voor de grap mijn vervelende broertje maar eens op te bellen, maar die neemt niet op. Surfend op het internet probeer ik iets te vinden wat mij de komende periode zou kunnen bezighouden. En dan stuit ik op iets waar mijn hart een sprongetje van maakt… Dit is het. DIT GA IK DOEN!