#98 Wat als er iets helemaal mis is met de baby?!
Maud heeft na het vreemdgaan van Jelle wat ze zag op Koningsdag enorme liefdesverdriet. Ze wordt de hele week gesteund door haar zwangere vriendin Rochella, die een rots in de branding blijkt te zijn. Zij brengt Maud dan ook op het idee om een drankje te gaan doen met Zwart Jasje, die uiteindelijk Tommy blijkt te heten. Maar als Maud aankomt bij haar date, wordt ze gebeld door Rochella, die schreeuwt aan de telefoon en niet rechtstreeks tegen Maud praat. Maud is totaal in paniek en vertrekt halsoverkop met Tommy naar haar huis, waar Rochella zich waarschijnlijk bevindt. En als ze binnenkomt blijkt haar angst gegrond: Rochella ligt in het bloed op de grond.
„Roch, lieverd! Hey ik ben het, Maud.” Ik kniel neer bij Rochella. Ze ziet er slapjes uit, maar ze lijkt wel bij bewustzijn. Ik pak haar hand vast en vertel haar dat het goedkomt. „Ik ben het Maud", herhaal ik nog maar eens. „Je bent in mijn huis in Amsterdam."
Ik besluit maar lukraak te gaan lullen. Ik heb ooit gehoord dat dat goed werkt bij mensen die in shock zijn, in coma liggen, gewond zijn… noem het maar op. In ieder geval bij mensen die in een noodsituatie zitten en rustig moeten blijven en dit lijkt me toch wel een noodsituatie en dus een vrij legitieme reden om een beetje te gaan lopen lullen. „Naast mij staat Tommy, Zwart Jasje weetje wel. Ik ging met hem op date, maar toen belde jij. Hey, hey Roch… Het komt goed. We gaan je helpen.”
Ik snap ook niet waar die rust ineens vandaan komt, want ondertussen stress ik hem de pan uit. Maar het lijkt me beter als ik zelf zo rustig mogelijk blijf zodat Rochella niet in de stress schiet. Ik wil haar het liefst vastpakken, knuffelen en naar de bank slepen, maar dat durf ik niet. Stel er is iets gebroken? Of straks heeft ze een interne bloeding! Dan maak ik het alleen maar erger.
„Ze zijn onderweg, ambulance en politie,” fluistert Tommy in mijn oor. „Het moment dat we de trap opliepen wist ik al dat het foute boel was, Maud. Sorry, maar ik heb gelijk 112 gebeld. Wil je dat ik hier blijf? Ik kan ook even in de keuken wachten? Of zal ik naar huis gaan?” Die Tommy. Door de paniek heb ik er niet eens aan gedacht om gelijk 112 te bellen. „Ja, nee blijf! Of naja, wat jij wilt… Maar eh; ik vind het fijn als je blijft.”
Rochella ligt er bij als een zielig hoopje mens. Haar knieën zijn geschaafd, ze heeft een bloedneus en haar zijden bloemenbloesje is gescheurd. Van binnen wil ik schreeuwen: ‘Roch, what the f*ck! Welke gore klootzak heeft je dit aan gedaan?’, maar ik weet om wie het gaat. Daar hoef ik haar niet voor te spreken. Die gore vuile klootzak, dat moet Levi zijn geweest. Als ik hem ooit nog te zie, sta ik denk ik niet voor mezelf in.
Ondertussen begin ik steeds zenuwachtiger te worden. Elke minuut dat de ambulance er nog niet is lijkt uren te duren. Ik probeer in de tergend langzame minuten die volgen een gesprek te voeren met Rochella, maar er komt weinig uit haar en dat maakt me alleen nog maar nerveuzer. Wat nou als het helemaal mis is…
Dan knippert Rochella met haar ogen en begint ze te kermen. Ik schrik me rot en buig me over haar heen. „Roch je ligt nu op de grond en je bent gewond. Ik snap dat je pijn hebt, maar we gaan je helpen. Kun je misschien vertellen wat er is gebeurd?”
„Levi…" kreunt ze wanhopig. Ze slikt en ik zie dat haar ogen vochtig worden. „Hij was bezeten. Ik ben zo bang. Levi… hij is echt gevaarlijk,” stamelt Rochella. Ik wist het. Ik wist het.
Net op dat moment gaat de bel. Twee ambulancebroeders stormen de trap op. Binnen twee minuten ligt Rochella op een brancard en wordt ze mijn huis uitgedragen. Eén van de ambulancebroeders vraagt of ik mee ga. Ik twijfel geen moment en spring mee in de ambulance. Heel even spookt de date met Tommy door mijn hoofd. Die jongen moet wel denken dat hij in één of andere dramatisch slechte soapserie beland is ofzo. „Bel me als er iets is. Maak je niet druk op mij,” zegt Tommy, alsof hij mijn gedachten kan lezen. Ik vraag me af waar ik deze jongen – of beter gezegd engel – aan te danken heb.
Terwijl de sirenes loeien, scheuren we naar het OLVG West. Rochella wordt naar de eerste hulp gebracht en ik word verzocht om in de wachtkamer te blijven wachten. Ik ben in mijn hele leven nog nooit zo angstig geweest denk ik. Wat als er iets mis is met de baby? Of straks heeft Rochelle de rest van haar leven blijvend letsel? Misschien heeft ze ook wel een hersenschudding? Ik heb zoveel vragen, maar ik durf ze niet te stellen. Bang voor het antwoord. Ondertussen probeer ik Rochella’s zus te bereiken. Na vier keer proberen neemt ze eindelijk op. „Hoi, met Maud. Niet schrikken, of naja… je zal wel schrikken. Er is iets met Rochella gebeurd. Ze ligt in het OLVG West, kun je hier naar toe komen?"
Zit ik dan in mijn eentje in een wachtkamer. Wat vind ik ziekenhuizen toch verschrikkelijk. Het zijn ook erg onplezierige plekken: die steriele wanden, die saaie meubels, dat afschuwelijke TL-licht… Ik begrijp dat ze er niet een gezellig café van maken, zo’n wachtkamer, maar een beetje meer kleur kan er toch wel vanaf?!
Terwijl ik me in mijn hoofd een halve minuut bezighoud met het interieur in plaats van met Rochella en de baby, komt de dokter binnenlopen. De blik op zijn gezicht is ernstig. „Ben jij Maud?" vraagt hij me. Ik knik en voel dat mijn hartslag op standje Max Verstappen staat.
„Allereerst over de baby…" begint de arts. En dan gaat met een ruk de deur van de wachtkamer open. „Maud!"
Iedere week op maandag staat er weer een nieuw Nachtboek van Maud online om 20.00 uur.