Opgebiecht: ‘Zolang ik een uitkering ontvang, doe ik weinig moeite om een baan te vinden’
Iedereen heeft weleens een geheim, een leugentje om bestwil, iets wat ze liever niet hardop zeggen. In Metro’s rubriek Opgebiecht durft een Metro-lezer dat toch te doen. Deze week: Ciske (41), die geen moeite doet om een baan te vinden nu ze een uitkering ontvangt.
„Ter verdediging: ik heb in al die jaren alléén maar gewerkt. Heb me nog nóóit ziekgemeld. Ik ging minimaal op vakantie en checkte zelfs daar altijd mijn mail. Overwerken? Deed ik niet moeilijk over. Ik zette me kortom met hart en ziel in voor het communicatiebedrijf waar ik de marketingafdeling runde. Mijn werk was mijn leven, collega’s voelden als familie. Mijn eigen familie en vrienden zag ik daardoor een stuk minder, mijn prioriteit lag bij de zaak.
Functie vervallen
Misschien dat het me daarom wel zo hard raakte toen ik te horen kreeg dat er moest worden bezuinigd en mijn functie kwam te vervallen. Onmogelijk, dacht ik ook, wie ontslaat nou de marketingmanager? Maar de functie ging inhoudelijk veranderen en ze hadden daar een beter geschikte kandidaat voor gevonden, dus voor mij ‘hield het op’.
Ik heb geschreeuwd, gehuild, geroepen – totáál niet professioneel, maar goed, ik voelde me dan ook behoorlijk belazerd. Het is dus echt zo: niemand is onmisbaar, zelfs als je leidinggevende als familie voelt. Ik had kortom weinig keuze, maar ben er wel met een riante vaststellingsovereenkomst weggegaan. Zo kreeg ik een halfjaar salaris mee en daarbovenop nog een fikse vergoeding, dus op financieel vlak hoefde ik me geen zorgen te maken. Bovendien zou ik na de einddatum van mijn contract in de WW komen, en hoewel dat een deel van je oorspronkelijke salaris is, had ik nog steeds een riant inkomen – ik had nogal wat opgebouwd, kan ik je zeggen.
Onberispelijk huis
Het voelde gek, die eerste maandag dat ik niet naar kantoor ging. Ik wist niet wat ik met mijn tijd aan moest en zocht continu klusjes om te doen. Ik kan je vertellen: mijn huis ziet er onberispelijk uit, mijn kasten zijn geordend en elke avond kook ik voor mezelf een uitgebreid diner – in tegenstelling tot de eerdere kant-en-klaar maaltijden die ik snel naar binnen werkte.
Toch begon ik gaandeweg te wennen aan de rust. Het onthaasten. Niet ergens op een bepaalde tijd hoeven zijn, gewoon eens de deur uit te lopen zonder plan en op een tijdstip overdag sporten in plaats van ’s avonds laat. Ik gunde het mezelf ook, ik had hier ook niet voor gekozen, dus nam ik het er maar van. Solliciteren zou ik wel weer doen zodra ik in de WW zat.
Opgebiecht: ik profiteer van mijn uitkering
Maar daar had ik helemaal geen zin in toen het zover was en eerlijk gezegd, ik voelde ook geen druk vanuit alle instanties. Mijn werkcoach had engelengeduld met me, gaf aan dat ik iets moest zoeken waar ik me écht goed bij voelde en dat ik daar de tijd voor mocht nemen. Als ik af en toe een briefje zou sturen of zou netwerken, was het goed.
Inmiddels zit ik al een halfjaar in de WW en heb ik recht op nóg een halfjaar. En eerlijk? Ik doe het héél rustig aan op sollicitatiegebied. Ja, natuurlijk ga ik wel weer solliciteren als het echt moet, maar op financieel vlak is er nog geen bloedspoed. Bovendien denk ik dat ik met mijn ervaring snel weer aan een baan kom – op LinkedIn krijg ik geregeld berichten van recruiters. Daar maak ik me dus geen zorgen over, maar goed, heel erg netjes is het niet, om zo van een uitkering te profiteren. Dat biecht ik dus ook aan niemand op: ik zeg dat ik me scheel solliciteer maar dat het lastig is iets nieuws te vinden. Ik ben bang dat ik anders tegen een muur van onbegrip aanloop. Wat ik ook zou begrijpen. Maar voor nu vind ik deze situatie net iets te fijn om er echt werk van te maken. Dat komt over een paar maanden wel weer.”
Vanwege privacy in combinatie met gevoelige onderwerpen zijn de namen gefingeerd. De echte namen zijn bekend bij de redactie.
Meer edities van Opgebiecht lees je hier.