Opgebiecht: ‘Ik scheid mijn afval niet, maar dump het stiekem in de buurtcontainer’
Iedereen heeft weleens een geheim, een leugentje om bestwil, iets wat ze liever niet hardop zeggen. In Metro’s rubriek Opgebiecht durft een Metro-lezer dat toch te doen. Deze week: Rens, die haar afval stiekem in de buurtcontainer dumpt.
„Het is weliswaar een wat kleinere ‘biecht’, dat realiseer ik me heus wel. Ik heb niemand bedrogen of zo, of iets gestolen. Maar toch schaam ik me voor mijn gedrag. Want een paar jaar geleden was ik nog helemaal in mijn nopjes, met onze nieuwe design-prullenbak met tig verschillende vakjes. Hij kostte 150 euro, maar dan konden we wél al ons afval scheiden. Een deel glas, papier, GFT-afval en plastic. Al het overige was restafval, wat we in een gezamenlijke container moesten gooien die in onze nieuwe straat stond. Het was de nieuwe werkwijze van de gemeente waarin we kwamen te wonen en ik vond het een nobel streven – het was immers het beste voor het milieu.
Alles in één zak
In de eerste jaren deed ik dan ook braaf wat er van me verwacht werd en liep ik geregeld een ommetje naar de ondergrondse container voor het restafval. En toen werd ik zwanger en werd mijn zoontje negen maanden later geboren. Een huilbaby, die al mijn energie vroeg omdat hij non-stop krijste en nooit sliep. Dat had nogal zijn weerslag op mijn gemoed, humeur en ja, op alles eigenlijk. Oók het huishouden verslonsde waar ik bijstond. Bergen wasgoed stapelden zich op, de vaatwasser draaide vaker niet dan wel, het was kortom een hele intense tijd waar ik niet heel graag aan terugdenk.
Maar goed, dat afval scheiden vond ik ook ineens een dingetje. Helemaal omdat ik bijvoorbeeld dat GFT-bakje vergat, er weken een gekke geur in huis hing en dat bakje vervolgens helemaal beschimmeld was – vergeten, met dank aan mijn mombrain. Dus toen ik weer een lading aan afval had – aluminiumzakjes babyvoeding, plastic verpakkingen van luiers, enzovoorts – en mijn zoontje aan het huilen was, gooide ik alles voor het gemak even in één zak. Dat scheid ik later wel even, dacht ik nog. Maar toen die zak er ’s avonds nog stond, vond ik het net zo makkelijk ’m zo in de ondergrondse container te gooien. Eén keer dan, vooruit.
Opgebiecht: ik dump het stiekem in de container
Maar die ene keer werden meerdere keren en ik vind het dus beschamend om op te biechten, maar inmiddels scheid ik mijn afval helemaal niet meer. Ik ben blij als de dag erop zit, mijn zoontje ligt te slapen – inmiddels is hij zes maanden en gaat het slapen iets beter, vooral als het avond is – en ik de boel aan kant heb. Dus gooi ik na het avondeten alle overblijfselen in één zak tezamen met de verpakkingen voor het koken, doekjes, luiers, noem het maar op, en dump ik het allemaal in één container. Wel zodanig dat mijn buren me niet zien lopen, dus vaak pas in het donker, want ik moet nog wel een meter of vijftig door de straat heen – het voelt dan toch een beetje als walk of shame.
Gemakzucht wint het
Nogmaals: ik ben er niet trots op en ik zou beter moeten weten. En er zullen misschien meer mensen zijn die dit doen, maar het hóórt natuurlijk niet. Een betere wereld begint écht bij jezelf, en zeker naar mijn zoontje toe moet ik het goede voorbeeld geven. Als de storm thuis wat meer is gaan liggen, zal ik mijn leven beteren – maar voor nu wint de gemakzucht het vooralsnog.”
Vanwege privacy in combinatie met gevoelige onderwerpen zijn de namen gefingeerd. De echte namen zijn bekend bij de redactie.