Opgebiecht: ‘Ik vind mijn jongste kind leuker’
Iedereen heeft weleens een geheim, een leugentje om bestwil, iets wat ze liever niet hardop zeggen. In Metro’s rubriek Opgebiecht durft een Metro-lezer dat toch te doen. Deze week: Annemarie (33), die haar jongste kind leuker vindt.
„Je hoort moeders weleens zeggen dat wanneer je een tweede kind krijgt, je stiekem niet weet of je er evenveel van kunt houden als van je eerste kind. Omdat die éérste je moeder maakte. Alles was nieuw, elke mijlpaal bijzonder; hoe kon dat nog speciaal zijn bij een tweede kind?
Roze bril
Ik was ook zo’n moeder die dat dacht. Ondanks een pittige start met mijn oudste, Esti – de bevalling mondde uit in een spoedkeizersnee en Esti bleek ook nog eens een huilbaby, waardoor de eerste zes maanden hels waren – vond ik haar de leukste baby van de wereld. Die spekbeentjes, het gekraai (dat dus pas na een halfjaar begon), de eerste keer kruipen en lopen, haar eerste woordjes…
In mijn ogen was ze volmaakt. Natuurlijk keek ik met mijn eigen roze bril – iedere ouder heeft die. Want het feit dat ze na een jaar nog steeds drie uur per nacht aan het krijsen was, negeerde ik voor het gemak maar even, net zoals het feit dat ik wallen tot aan mijn tenen had.
En toen bleek ik opnieuw zwanger, anderhalf jaar na de geboorte van Esti. Onverwacht, zéker wel gewenst, alleen iets eerder dan gepland. En hoewel ik blij was, dacht ik ook: hoe kan ik nou ooit zoveel van deze tweede houden als van Esti? De baby in mijn buik had gevoelsmatig al een achterstand, waar ik me natuurlijk ook schuldig over voelde – ik gaf mijn hormonen maar de schuld.
Compleet verliefd op de tweede
Op een bloedhete zomerdag werd onze zoon Lou geboren en toen hij op mijn borst werd gelegd, verdwenen mijn twijfels als sneeuw voor de zon. Hoe ánders voelde dit dan bij Esti. Sowieso was mijn bevalling nu stukken soepeler verlopen en Lou was een wolk van een baby die van nature ook nog eens een voortreffelijke slaper bleek. Ik was in mijn nopjes met onze nieuwe aanwinst, genóót van die eerste kraamweken en was gewoon compleet verliefd op Lou.
Lou bleef een voorbeeldige baby en is dat nu, zo’n zeven maanden later, nog steeds. Het is een heerlijk ventje, goedlachs, vrolijk, slaapt al sinds twee maanden door… Zó kan het dus ook. Tegelijkertijd is Esti nog steeds Esti. Mijn vrolijke meisje, maar wel met een pittig temperament. Ze is nu volop aan het peuterpuberen en kan me daarmee soms het bloed onder de nagels vandaan halen. Niet luisteren, krijsen, gillen, nog steeds slecht slapen. Ik weet dat het een fase is, maar zo was ze als baby dus ook al. Daardoor geeft het me te denken: misschien ís dit wel haar karakter.
Opgebiecht: jongste kind is favoriet
En ik durf het bijna niet op te biechten, maar dat karakter vind ik gewoon niet zo leuk. Het is vermoeiend, pittig, niks gaat vanzelf. Ik ben elke dag aan het discussiëren, politieagent aan het spelen, aan het onderhandelen of schreeuwen. Geef mij de rust en kalmte van Lou maar. Dingen gaan bij hem niet moeilijk en hoewel hij nog een peuter moet worden en dat echt niet altijd makkelijk zal zijn, denk ik wel dat het iets zegt over zijn persoonlijkheid. En als ik dan héél eerlijk naar mezelf toe ben, vind ik mijn jongste kind gewoon net wat leuker dan de oudste.
Maar no way dus, dat ik dit in real life ga opbiechten. Ik zie weleens van die verhalen op Facebook voorbij komen en als ik die vernietigende reacties eronder lees, kijk ik wel uit. Ja, anoniem op deze manier, dan durf ik het wel. Omdat ik wéét dat er moeders zijn net als ik, die zich misschien heel erg schuldig voelen over deze gedachten – daar kamp ik zelf ook mee. Maar toch wil ik het bespreekbaar maken, anderen een hart onder de riem geven. Je bent niet alleen. Al zou ik het nooit aan iemand in mijn directe omgeving vertellen en hou ik de schone schijn op. Men moest eens weten…”
Meer edities van Opgebiecht lees je hier.
Vanwege privacy in combinatie met gevoelige onderwerpen zijn de namen gefingeerd. De echte namen zijn bekend bij de redactie.
Quinty’s strijd tegen depressies en annorexia ging langs meer dan 100 hulpverleners
Dilemma: ‘Mijn beste vriendin neemt altijd haar irritante kind mee’