Als een vangnet
:format(jpeg):background_color(fff)/https%3A%2F%2Fwww.metronieuws.nl%2Fwp-content%2Fuploads%2Flezerscolumn-files%2Ffoto-Moon-weblog-110.jpg)
In de gezamenlijke ruimte zat mijn moeder op een stoel, haar hoofd achterover, mond open, diep in slaap. Haar eens zo strakke coupe in een warrige kuif.
Ze schrok wakker en met een slaperige glimlach, haar ogen half dicht, keek ze naar mijn broer en mij. Op haar broek, vlak bij haar kruis, zaten witte vlekken.
„Jullie moeder heeft net een gebakje gegeten”, zei de verzorger van het verpleeghuis in het voorbijgaan. Mijn moeder, gek op zoetigheid, stond jarenlang achter de toonbank van de plaatselijke banketbakker. Een handig visitekaartje: ze recenseerde mondeling het hele assortiment gebak als ervaringsdeskundige. De klant voelt zoiets. Ze gaf ons een arm en keek achterom naar de (willekeurige) bewoner die naast haar zat. „Kom.” Ze sprak moeizaam. „Nee, ga jij maar”, gebaarde de man.
Breien
Gedrieën sloften we naar haar kamer en zetten haar voorzichtig in haar stoel. Ze wees naar me en knikte goedkeurend naar mijn outfit. Als een mannequin showde ik mijn blouse en vest.
„Allemaal nieuw, joh?”, deed mijn broer er nog een schep bovenop. We waren weer thuis. Ooit had ze mijn kleding gemaakt.
Mijn moeder dommelde in, haar handen maakten bewegingen in halfslaap.
„Wat doet ze, zit ze te breien?”, fluisterde mijn broer.
Roerloos keken we naar haar. Nog maar een maand geleden was besloten om haar medicatie te geven, omdat ze zo opstandig was.
Ik keek door het raam naar de grote vijver. Vanaf mijn plek leek het alsof we op een boot zaten. De dag ervoor had de verzorger gebeld om te zeggen dat mijn moeder geen pyjama’s meer had. Ik scheurde de verpakking van een nieuw exemplaar open. Haar kleding was gelabeld. Begin dit jaar hadden we vier nachtjaponnen mee verhuisd. In de badkamer zette ik de net gekochte toiletspullen neer. Tot mijn verbazing stonden er drie flessen shampoo, halfvol. Spullen zwierven hier van kamer naar kamer.
Zorgeloos kibbelen
Mijn broer liet foto’s zien van zijn zoon en vriendin.
„Is het nog hetzelfde meisje?”, vroeg mijn moeder traag. Ondertussen inspecteerde ik haar kledingkast. Hij knikte en somde de namen op van haar broers, mijn zoon. Ze keek zonder herkenning, leek ver weg. Tot ze begon te praten. Het klonk raadselachtig en toch vertrouwd. Hoe lang was het geleden dat ik met haar in discussie ging? Dat we samen kibbelden, zorgeloos? Mijn moeder was als een vangnet.
Ze keek naar onze gezichten, lachte flauwtjes. Toen, alsof het haar plotseling te binnen schoot:
„Willen jullie een boterhammetje?”