Uitje met hindernissen
Mijn man en ik hadden de kaartjes al een tijdje in huis. De musical Saturday Night Fever deed ons favoriete theater aan, het Nieuwe Luxor in onze stad. We gaan eigenlijk nooit meer naar voorstellingen, behalve in dat theater. De reden is heel simpel, de manier om er te komen.
We stappen voor onze deur in de metro en na een overstap stappen we een half uurtje later voor het theater weer uit. Ideaal. Ik kies dan ook altijd voor een matinee. Zo kan mijn man de ochtend rustig aan doen en zijn we ook weer thuis voor de avond valt. Vermoeiend, maar te doen. Verder hou ik rekening met de plaatsen in het theater. Ik weet precies waar we het beste kunnen zitten. Bij het gangpad voor z’n knie en op een plek waar je komt zonder het hele theater door de moeten. Kortom, goed geregeld.
Lift kapot
Afgelopen zondag was het zo ver en we hadden er zin in. Eindelijk weer eens lekker samen op stap. Het weer zat tegen, maar we zaten al snel in de metro en gingen op pad. So far, so good. De overstap ging ook goed, al moest hij om op het perron te komen wel een trapje af, omdat de lift kapot was. Kan gebeuren, rustig blijven ademen en langzaam aan. Toen stapten we uit op onze bestemming. Wie Rotterdam kent weet dat dat station Wilhelminaplein is. Voor de mensen die het niet kennen, een station dat ver onder de grond ligt. Dus meerdere hoge trappen om boven te komen en gelukkig ook roltrappen. Maar tot mijn grote schrik waren die buiten werking. Alle drie. Dan maar een stukje lopen naar de lift. Gelukkig waren we ruim op tijd vertrokken. Alleen, toen we bij de lift kwamen was die dus ook buiten werking. En nu?
‘Gewoon’ naar boven
Ik moet eerlijk bekennen dat het van mij allemaal niet meer hoefde. Ik wilde eigenlijk gewoon naar huis. Mijn man liet zich echter niet stoppen. Hij wilde ‘gewoon’ naar boven lopen en liet zich niet ompraten. Dus ik ondersteunde hem en heel langzaam namen we deze horde. Tussendoor steeds even stoppen, een pufje (dat heeft hij gelukkig altijd bij zich) en weer verder. Ik probeerde hem ondertussen wat moed in te praten, of misschien vooral mezelf. Ik zei dat er gelukkig een loopband is naar het theater. Je kent het wel, dat hebben ze ook op Schiphol. Je gaat er op staan en dan ben je zo aan de andere kant van het station. Alleen, misschien kun je het al raden, toen we eindelijk boven waren aangekomen, bleek ook de loopband het niet te doen.
Ik kon wel janken
Toen zonk de moed me echt in de schoenen. Wat een ellende. Ik was ook boos. Er was nergens iemand te bekennen die ik er op aan kon spreken. Het RET-punt was gesloten. Het station verlaten. De wetenschap dat het theater nu zo dichtbij was, maar voor ons tegelijk ook zo ver weg frustreerde me enorm.
Je kunt dingen nog zo goed plannen en met van alles rekening houden, dit gooide alsnog al onze plannen in de war. Ik zag dat mijn man benauwd was, maar ik zag ook dat hij zich nu niet meer liet tegenhouden. We liepen dus ook het laatste stuk. Ik kon wel janken, maar uiteindelijk, na nog een roltrap die het niet deed, stonden we boven op straat en het theater begroette ons, als de eindstreep bij een marathon.
Stiekem opzij kijken
Vanaf daar ging het gelukkig goed. Het theater is goed berekend op mensen die slecht ter been zijn. Mijn man kon gelijk een lift in naar de zaal en terwijl ik onze jassen naar de garderobe bracht kon hij even op adem komen. Eind goed, al goed. Al heb ik wel de hele voorstelling af en toe even stiekem opzij gekeken, of het echt wel goed ging.
Wat is nou de moraal van dit verhaal? Dat ik boos ben op de RET? Natuurlijk. Maar nee, de moraal van het verhaal is dat een leuk uitje waar je al heel lang naar uitkeek, opeens kan veranderen in iets naars. Niet door de ziekte van mijn man, maar door de omstandigheden. En in iets confronterends. Opeens merk je toch weer dat het hard gaat met de longfibrose.
Een tijdje geleden kochten we ook al kaarten voor een andere voorstelling in hetzelfde theater, voor in de maand mei. Ik kan er nu al wakker van liggen.