Zorghart
Of ik nieuwe broeken kon regelen, vroeg de verzorgster van het verpleeghuis. „Kijk even bij Zeeman voor een paar joggingbroeken”, opperde ze. Zij had mijn moeder geholpen, waar wij afhaakten. Het voelde als falen.
Ongemakkelijk stonden mijn broer en ik in haar kamer. Later vertelde hij dat mijn moeder nadrukkelijk naar hem wenkte, via de openstaande wc-deur, nadat de verzorgster met haar plastic handschoenen in de lucht was weggesneld, de kamerdeur met haar elleboog openduwend, hup de gang op. Weer terug, viste ze de laatste broek uit de kast. Mijn moeder was nu ook mager rond de heupen. De enige keer dat ik haar zo slank zag, was op een foto in haar zelfgemaakte trouwjurk.
„Heb jij een zorghart?”, vroeg ze me. We wandelden met z’n drieën op het plein voor het verpleeghuis, mijn moeder schuifelend tussen ons in. Verwonderd keek ik haar aan. Mijn broer gebaarde met een knikje richting een bestelbus. De zin stond er met koeienletters op.
Paarse vlek
Ze was in een leesbui, spelde de letters “Brasserie” op de muur. We dronken cappuccino uit een oranje kop, de gemarmerde cake op een al even fleurig bordje. Precies de kleuren van de stoelen en de lampen. Ik keek naar mijn moeders gezicht toen ze sprak, de paarse plek vlak boven haar wenkbrauw bewoog mee. Opgelopen na een val uit bed, of toch door die ruzie met een medebewoner? Als vanouds zaten we bij elkaar. De vertrouwdheid was voelbaar, al sprak ze een andere taal. Toen mijn broer wegliep met het dienblad, schoof mijn moeder het geplastificeerde tafelnummer naar me toe.
„We komen snel weer.” Ik omhelsde haar. „Dit jaar nog?”, vroeg ze. „Natuurlijk!”, haastte ik me, hoewel ik wist dat ze geen besef van tijd meer had.
Hartverscheurend
Vlak bij de lift zat een dame in een gebloemde jurk. Blote benen met sproetjes. Ze fluisterde zacht tegen de babypop in haar armen, ging volkomen op in ‘het kind’ op haar schoot.
„Dat was die vrouw die de vorige keer bij ma op de armleuning van de stoel zat, weet je nog?” Ik knikte. We hadden gedacht dat ze een vrijwilligster was.
De auto stond geparkeerd langs de vliet. Mijn broer wees naar een fuut die iets tussen zijn snavel hield. Een meerkoet zwom er op af, een eend was hem voor, trok het uit de bek van de fuut en zwom er snel mee weg. Ik keek naar de fuut en vond het hartverscheurend, voelde me machteloos over wat er verloren was, al wist ik niet precies wat.