Het bittere gelijk van Johan Derksen
Ik ben boos. Nee, dat is een understatement. Ik ben woedend. Woest. Om depri van te worden. Het soort boosheid waarbij je het liefst deuren intrapt, muren bewerkt met je vuisten en in de meest dramatische bui zelfs tegen een molen zou vechten.
Ja, ik weet het, een beetje Don Quichot, maar zonder dat romantische randje. Want ik, beste lezer, zit met een knoop in mijn maag. Een knoop zo strak dat ik er bijna van moet overgeven. Waarom? Omdat ik moet toegeven.
Moet toegeven dat hij gelijk heeft.
Johan.
Derksen.
Sloopkogel
Ja, die Johan Derksen, met z’n eeuwige brommende stem, zijn sigaren en zijn onuitstaanbare gewoonte om in drie zinnen alles en iedereen te fileren. De man die zijn mening slingerend als een sloopkogel door de Nederlandse huiskamers laat denderen. En ik? Ik stond altijd aan de zijlijn, hoofdschuddend. „Wat een onzin kraamt die man uit”, zei ik dan, terwijl ik mijn eigen morele verhevenheid koesterde.
Maar nu. Nu heeft hij het gezegd. En ik kan er niet omheen. Hij heeft gelijk. Niet een beetje gelijk, niet per ongeluk gelijk, maar volledig, irritant en met de precisie van een chirurg. Zijn mening was scherp, to the point, en – tot mijn grote ergernis – onweerlegbaar. Hoe durft hij?
Het zou iets triviaal kunnen zijn, iets over voetbal of politiek. Maar nee, het is erger. Hij heeft gelijk over… ons. Over hoe we met z’n allen constant verontwaardigd zijn. Hoe we elke dag nieuwe schandalen uit de grond stampen, onszelf opwinden over de kleur van een kerstman of de verkeerde toon van een tweet. Johan heeft het allemaal doorzien. „Ze zijn gek geworden”, bromde hij, en eerlijk? Ik hoorde het en wist meteen: hij heeft ons door.
Kaartenhuis
Ik wilde hem weerleggen. Echt waar. Maar terwijl ik mijn betoog opbouwde, klapte het in elkaar als een kaartenhuis. Want ik wist: deze keer zit hij spot on. En dat doet pijn. Johan Derksen gelijk geven is namelijk geen kleinigheid. Dat betekent dat je je waardigheid even moet parkeren en moet erkennen dat zelfs een brombeer met een pony de wereld scherper ziet dan jij.
En dus zit ik hier, geknakt, met een lege asbak vol verbrande principes. Misschien is het tijd om iets anders te doen met mijn boosheid. Leren vechten tegen iets échts, in plaats van tegen windmolens. Of, god verhoede, misschien moet ik leren luisteren. Ook naar Johan. Maar goed, eerst een sigaar opsteken.
Want zeg nou zelf: een beetje verzet tegen dat bittere gelijk mag toch wel?