Het verlossende telefoontje

Mark Nuyens 18 dec 2024

Regelmatig zie ik jonge kinderen moeiteloos omgaan met de smartphone van hun ouders. Op zulke momenten voel ik een mix van bewondering en medelijden.

Aan de ene kant is het indrukwekkend hoe zij op zo’n jonge leeftijd al raad weten met een toestel dat even geavanceerd als toegankelijk is. Het blijft dan ook fascinerend om te zien hoe bedrijven als Apple en Google hun apparaten zo mooi en verleidelijk maken dat je ze bijna wilt proeven (dat zeg ik niet alleen; het zijn ook de woorden van Apple-oprichter Steve Jobs).

Kinderen begrijpen intuïtief dat aanraken genoeg is om de (digitale) wereld te manipuleren. Geen abstracte metaforen zoals bureaubladen of virtuele archieven – simpelweg het scherm aanraken, en er gebeurt iets! Het is dan ook geen wonder dat deze apparaten nauwelijks een handleiding hebben. „Zo gebruiksvriendelijk dat uitleg overbodig is”, zou je de makers bijna horen zeggen. Misschien is het wel indirect een compliment aan hen als ik zeg dat ik het knap vind dat kinderen moeiteloos hun weg vinden op een smartphone.

Driftbui

Toch staat daar tegenover dat ik ook medelijden voel. Niet alleen met de kinderen, maar misschien nog meer met de ouders. Ik stel me voor hoe vaak ze de strijd zijn aangegaan, tot ze bij de zoveelste driftbui dachten: ‘Laat maar, hier wordt iedereen gelukkiger van.’ Ik vraag mij dan echter af wat die tijdelijke rust kost op de lange termijn? De telefoon wordt vaak vergeleken met de televisie of pc, waar ik als kind ook uren achter zat. ‘En wij zijn toch ook goed terechtgekomen?’, denk je dan optimistisch. Maar klopt dat wel?

De smartphone is tenslotte veel meer dan een kleine versie van de tv; het is een interactief alles-in-één-apparaatje dat je altijd en overal bij je draagt. Misschien is het wel juist die permanente bereikbaarheid die ervoor zorgt dat we geen alternatieven meer overwegen. Waarom zou je nog een kleurplaat, boek of knuffel meenemen als je telefoon het allemaal in één aanbiedt? Geen gesjouw, niets kwijtraken, geen tranen. Je telefoon is altijd bij je en behalve de batterijduur houdt niets je tegen. ‘Maakt de smartphone het niet knap lastig voor ouders om andere vormen van vermaak nog serieus te nemen?’, vraag ik mijzelf dan af.

Na al deze innerlijke discussies kom ik vaak tot een ongemakkelijke, egocentrische conclusie: misschien projecteer ik wel gewoon mijn eigen angsten op anderen. Misschien ben ík wel degene die niet zonder mijn telefoon kan en gebruik ik de situatie om mijn eigen ongemak te verdoezelen. Misschien wil ik dat kind ‘redden’, zodat ik me minder schuldig hoef te voelen over mijn eigen schermtijd. Kortom, misschien moet ik wel eerst naar mezelf kijken, voordat ik me met anderen bemoei, realiseer ik mij dan.

Zorgen

Maar dan dringt zich een laatste gedachte op. Misschien is het juist mijn ervaring – samen met een beetje ouder en wijzer worden – die maakt dat ik me zorgen maak om de jongere generatie. Ik weet uit eigen ervaring wat een smartphone kan doen met je mentale welzijn; ik heb tenslotte eens geprobeerd een maand zonder te leven. Misschien probeer ik die lessen op telepathisch wijze over te dragen aan ouders en kinderen wanneer ik weer kleine vingers over een scherm zie vegen. Ik weet dat het waarschijnlijk niets uithaalt, vandaar deze column – hopend dat hij wordt gelezen vanaf een smartphone.

En dan, met een zucht, volgt de allerlaatste, haast filosofische gedachte: uiteindelijk draait het allemaal om de juiste intenties – en misschien is dát wel het meest vatbaar voor interpretatie.

Het beste van Metro in je inbox 🌐

Meld je aan voor onze nieuwsbrief en ontvang tot drie keer per week een selectie van onze mooiste verhalen.

Reacties