Het leesvirus
Het ‘plaatselijke sufferdje’ komt door de brievenbus. Zoon pakt ‘m op en leest, terwijl hij naar me toeloopt. „Die vrouw ken ik”, zegt hij met overtuiging.
„Oh?”, reageer ik gedachteloos. „Ja, die werkt bij de gemeente.” Ik stop waar ik mee bezig ben, kijk hem peilend aan. Ja, knikt zoon nog eens. „En jij kent haar?”, vraag ik. „Ja, ze werkt bij de gemeente. Kijk dat staat hier”, wijst hij. „Gemeente wil het anders”, leest hij voor. Het is het leesvirus. Vanaf de eerste week op school in groep drie ziet hij overal zinnen.
„Ik weet hoe je gebruiksaanwijzing schrijft”, zegt zoon als ik opsta om de tv uit te zetten. Hij noemt de letters. Hij weet dat hij hiermee het moment om naar bed te gaan toch weer twee minuten heeft gerekt. „Waar heb je dat woord geleerd?”, vraag ik hem. Hij haalt zijn schouders op. „Gewoon, ik weet dat”, antwoordt hij. Langzaam loopt hij de trap op richting badkamer. De woorden ‘opleiding’, ‘scheenbeschermers’ en ‘pinguïn’ volgen. Hij spelt ze allemaal, ziet de woorden voor zich.
Leesplankje
Zoon leest Wikipedia om de geboortedata op te zoeken van zijn helden. Voetballers Gareth Bale, Zlatan Ibrahimovic, Cristiano Ronaldo. Op het leesplankje op school had hij de namen van zijn voetbalhelden neergelegd. Juf Roos laat het me zien tijdens het tienminuten-gesprekje.
Optreden tijdens de weeksluiting vindt hij niks, alleen als hij met de hele klas op het toneel mag staan. Ik zie jongens van zijn leeftijd met gemak in alle rust een mop vertellen, het optreden zit hen nu al in het bloed. Zoon is vooral bijdehand thuis, in gezelschap van zijn familie. Dan durft hij wat hij op het toneel niet durft. Ik herken zijn gedrag. Je kunt er oud mee worden.
„De meneer van de getallen is nu nog bezig”, zegt zoon vanaf de bank. We kijken op van ons gesprek. „Wat bedoel je Maarten, welke meneer?”, vraagt zijn vader. „Nou de meneer die de getallen bedenkt. Hij is begonnen bij een, twee, drie en is nu nog bezig, want er komt geen eind aan”, lacht hij.