Kersttoespreek – afgedwaalde kerstgedachten
De tijdsvolgorde is omgedraaid. Overal zie je al kerstspullen. De oliebollenkraam staat op het plein nog voordat Sinterklaas in aantocht is. De lol is eraf, want mensen weten alles beter, behalve dat het een kinderfeest is.
Oliebollen met krenten en rozijnen: gruwelijk! – maar wat bedoel ik daar nu mee? Net zoals watergruwel. Is gruwelijke watergruwel lekker of afschuwelijk? Een paradox? Erwtensoep noem je ook wel snert. Maar noem je vieze erwtensoep dan snert snert?
Bestel je koffie verkeerd en krijg je zwarte koffie, dan is het verkeerd maar toch niet goed.
„Met of zonder, meneer?”
– afgedwaalde gedachten, vooral tegen kerst. Vijf miljoen mensen geleden stond verderop mijn oude school. Een noodgebouwtje dat nooit leek te verdwijnen. Ik was flapoor en hij krentensik. Zijn kin zat onder de vieze puistjes. Hij wist niet beter, wij ook niet. Een flapoor, schele, rooie, dikke… en een krentensik: voetballen in je eentje gaat gauw vervelen.
Surinaamse kinderen kwamen op school. We vierden samen Sinterklaas. De juffrouw las voor uit De hut van Oom Tom, zei wat je niet mocht zeggen. Met de kerst vrede op dat kleine stukje, door lage hekken afgeschermde, veilige aarde. Totaal iets anders dan hoe het is om op de Joodse school Maimonides-les te krijgen op een plek die met hekken is beveiligd, zoals Willem-Alexander dat zegt in zijn Kersttoespraak. Joodse Nederlanders voelen zich zelfs niet meer veilig in de tram.
Om het evenwicht te bewaren vertelt Willem-Alexander: „In Vlaardingen spraken mijn vrouw en ik met een groep Palestijnse Nederlanders. Zestig jaar geleden kwamen de eersten van hen naar ons land om te werken in een margarinefabriek. Zij bouwden hier hun leven op, samen met hun kinderen en kleinkinderen. Ze vertelden ons over hun angst om het lot van familieleden in hun land van herkomst. Over hun onmacht en wanhoop. Telkens weer word ik geraakt door de persoonlijke pijn die in de verhalen doorklinkt.”
„Tegen Nederlandse moslims zeg ik: dit is ook uw land; dit is ook jouw land.”
„Nederland is óns land”, schrijft Wilders gelijk op X. Geert en Willem, twee Nederlanders. Het is maar net waar je het accent aigu plaatst. Zoals Máxima destijds: „De échte Nederlander bestaat niet.” Geert Wilders zegt wat hij denkt, Willem-Alexander denkt na waarover hij niet kan spreken. Hij begint zijn toespreek met een christelijke uitspraak: „’Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen dat grote vreugde betekent voor heel het volk’. Dat zei de engel in de Kerstnacht tegen de herders. Tegen Nederlandse moslims zeg ik: dit is ook uw land; dit is ook jouw land.”
Wij Nederlanders, Nederland is van ons – ‘wij’ en ‘ons’ zijn persoonlijke voornaamwoorden. Wat is het verschil, behalve dat de slager bij ‘ons’ nooit vraagt: „Mag het ietsje minder zijn?”
– en John Lennon zingt wat hij meent: ‘Imagine there’s no religion…’
„Meneer, meneer… wilt u met of zonder krenten en rozijnen?”
„Grúwelijk!”