Het sprookje van de hoeder van de Hondsrug
Lang geleden, maar ook een beetje in de toekomst, was er een tijd waarin het water van de zee onrustig werd. De dijken die Nederland al eeuwenlang hadden beschermd, begonnen te kraken en te zuchten onder het gewicht van stijgende zeespiegels en woeste stormen.
Op een donkere nacht, toen de maan hoog stond en de wolken de sterren bedekten, brak de laatste dijk bij Rotterdam. Het water stroomde het land binnen, sneller dan men zich kon voorstellen. Steden als Amsterdam, Den Haag en Utrecht verdwenen langzaam onder de golven.
De mensen uit het westen en midden van het land moesten vluchten. Velen trokken naar hoger gelegen gebieden. Het hoogste gebied van allemaal was de Hondsrug in Drenthe, een oude zandrug gevormd door ijstijden lang geleden. Hier stond een klein dorpje, genaamd Brinkhorst, waar de inwoners leefden zoals hun voorouders: in harmonie met de natuur, in oude boerderijen met rieten daken, omringd door velden vol hunebedden.
De hoeder van de Hondsrug
In Brinkhorst woonde Harmen, een oude verhalenverteller en herder. Hij was bekend om zijn diepe kennis van het landschap en zijn magische band met de natuur. Hij werd de ‘Hoeder van de Hondsrug’ genoemd. Sommigen fluisterden dat hij een afstammeling was van de legendarische bouwers van de hunebedden, die het geheim van de aarde en het water kenden.
Toen de eerste vluchtelingen uit het westen arriveerden, bracht Harmen de dorpsraad bijeen. „We moeten hen welkom heten”, zei hij. „De Hondsrug is sterk en wij hebben de kracht om samen een nieuwe toekomst te bouwen. Maar we moeten voorzichtig zijn. Dit land leeft en zal alleen helpen als wij het respecteren.”
Het verbond met de aarde
De inwoners van Brinkhorst stemden toe en Harmen leidde de nieuwkomers naar de droge hoogten van de Hondsrug. Hij leerde hen hoe ze met natuurlijke middelen het land konden bewerken, hoe ze water konden opslaan zonder schade te doen aan de bodem, en hoe ze huizen konden bouwen die bestand waren tegen de steeds extremere weersomstandigheden.
Maar de komst van zoveel mensen bracht ook problemen. Sommigen wilden grote steden bouwen, asfaltwegen aanleggen en bossen kappen om ruimte te maken. De oude zandrug begon te scheuren en te zuchten, alsof hij niet blij was met deze plannen.
Op een nacht droomde Harmen van een reusachtige vrouw, gehuld in mos en bloemen, met een gezicht dat leek op de heuvels van Drenthe. Het was Moeder Aarde zelf. „Als jullie mijn rug belasten met hebzucht en onzorgvuldigheid”, zei ze, „zal ik instorten, en dan is er voor niemand meer een thuis.”
Een nieuw begin
Geschrokken van de droom riep Harmen de vluchtelingen en de inwoners van Brinkhorst bijeen. Hij vertelde hen over de waarschuwing van Moeder Aarde. Samen besloten ze een pact te sluiten: ze zouden de Hondsrug niet verder belasten dan ze konden herstellen. Ze plantten nieuwe bossen, bouwden windmolens die draaiden op zachte briesjes en zonnekracht, en gebruikten de oude hunebedden als heilige plekken om samen te komen en de aarde te eren.
Na verloop van tijd groeide Brinkhorst uit tot een bloeiende gemeenschap waar mensen in harmonie met de natuur leefden. De overstromingen elders bleven, maar op de Hondsrug bloeide het leven. De vluchtelingen werden geen vreemdelingen meer, maar deel van een nieuwe stam, de ‘Kinderen van de Rug’.
En zo bleef de Hondsrug staan, stevig en sterk, een baken van hoop in een overstroomde wereld. En wanneer de wind fluistert door de bomen en het water zachtjes stroomt in de beekjes, lijkt het alsof Moeder Aarde zelf zachtjes glimlacht.
En ze leefden nog lang en duurzaam.