In het hier en nu
Waarom wordt het nieuws zo gehypet?, las ik. Omdat ons bewustzijn zo klein is, komt het pas binnen als het als een hype wordt gepresenteerd. Maar hoe komt het dat ons bewustzijn zo klein is?
Zou dat misschien komen omdat je, zoals psycholoog en auteur Philip Carr-Gomm het noemt, een ‘box consciousness‘ hebt? Dat je bewustzijn als een doos is, te afgestompt om het echte leven nog toe te laten?
‘Komt het misschien doordat je wakker wordt in een doos – je huis – en daarna in een kleinere doos – je auto – stapt om naar een grotere doos te rijden – je kantoor – waar je de hele dag naar een kleinere doos kijkt, je beeldscherm? Dat je daarna weer in je autodoos terugrijdt naar je woondoos, om daar ‘s avonds weer naar een kleinere doos te kijken: je tv, je telefoon of je laptop?’
Wie zo leeft, kan niet verwachten dat zijn bewustzijn openstaat voor het echte leven.
Gedachten
Ik staarde naar het scherm. Zelf zat ik de helft van de tijd met mijn hoofd in een doos. Via een kiertje sijpelde er een klein straaltje van mijn bewustzijn door. Alsof de wereld, het leven, slechts bestond in mijn hoofd, een hoofd vol over elkaar struikelende gedachten: onderzoekende, liefhebbende, zeurende, ronduit agressieve, soms euforische, zich herhalende gedachten. Kijk toch om je heen, is de boodschap. Zie, doe, luister, voel.
Klap je laptop dicht, leg je telefoon weg. Zet je tv de deur uit. Ga zelf de deur uit, beweeg iedere dag, liefst in de natuur. Let op wat je eet. Doe iets wat je volle aandacht vraagt, focus. Zet je zintuigen open en laat je gedachten even voor wat ze zijn. Leef in het moment, want dat is alles wat je hebt.
Die ochtend op de ijsbaan viel ik samen met het leven. Mijn lijf tintelde van energie, het enige wat ik dacht: links, rechts, ja, zo gaat het goed. Ik was met mijn volle aandacht in het hier en nu. Kortom, nu overdrijf ik een beetje: ik genoot.
Arm in het gips
De ijscontroleur blies op zijn fluitje, gebaarde streng met zijn arm: „Alle schaatsers van het ijs!” Ruw werd ik uit mijn moment gehaald. Ik draaide me om en klapte tegen het ijs. Krak, zei mijn linkerpols. Mijn bewustzijn vernauwde zich van de pijn. Ik voelde me wreed verstoord in mijn zen-zijn. Aan het einde van de dag verliet ik het ziekenhuis met een mitella en mijn arm in het gips. Mijn zoon van 6 vond het reuze interessant.
Linkshandig als ik ben, deed ik vanaf dat moment alles met mijn rechterhand, wat al mijn aandacht vergde. Ik stimuleerde eindelijk mijn andere hersenhelft, wat schijnt te helpen voor de grijze cellen. Ik voelde me gezegend en raad het iedereen aan. (Heb je ooit je billen afgeveegd met je rechter hand? Vast. Ik nu ook, en ik ben er trots op).
Net als het indoen van mijn lenzen, het smeren van mijn boterham of het scannen van mijn chipkaart in de bus. Geen routine, geen kans op afstomping. Omdat ik niet kon sporten, wandelde ik vaker buiten. Ik zat niet langer met mijn hoofd in een doos, maar werd een blije doos. Met meer verwondering voor de natuur om me heen.