Roken op horeca-terrassen
De discussie over het roken op terrassen is weer gaande, en terecht: het is nog volop terrassenseizoen.
In de discussie vliegen de valse argumenten in het rond. Zoals bijvoorbeeld het zogenaamde ‘recht op roken’. Dat staat helemaal niet ter discussie, want dat is iets wat de overheid bepaalt. Maar dat ‘recht’ houdt beslist geen recht in, om dat overal en altijd uit te oefenen.
Het is op zoveel plekken al zo lang beperkt of verboden (kerken, musea, benzinepompen, openbaar vervoer enz.), dus er is geen reden om horeca-terrassen daar principieel buiten te laten vallen. Waar het daar om gaat is het moedwillig veroorzaken van gezondheidsbedreigende overlast aan derden. Veel rokers schijnen maar niet te willen beseffen dat hun kwalijke dampen voor niet-rokers schadelijk en hinderlijk zijn, en dat het ‘recht’ om te roken wordt beperkt tot daar waar het de vrijheid van anderen aantast.
Gepaf en schade
Het is de sociale fatsoensplicht van iedere roker om zich zodanig te gedragen dat hun gepaf anderen geen schade berokkent.
Dan de rol van de horeca: zij menen de overlastgevers en de niet-overlastgevers op gelijkwaardige wijze te moeten behandelen onder het mom van ‘gastvrijheid’. Dat is natuurlijk totale onzin: hoe kun je potentiële overlastgevers en niet-overlastgevers op dezelfde wijze tegemoet treden? Dat doe je toch ook niet als het andere zaken betreft, zoals openbare dronkenschap, het verbaal lastig vallen van medegasten, etc.?
En dan het bedrijfseconomische argument dat een rookverbod de omzet zou aantasten. Dat is nog nooit bewezen en berust op bange, onterechte verwachtingen. Hebben rookverboden ooit de omzet in andere sectoren zoals het vliegen, treinreizen en theaters bedreigd? Niet dus, er is sprake van koudwatervrees en onwil. En bovendien veroorzaken rokers veel extra kosten, zoals de aanschaf en vervanging van asbakken en het dagelijks schoonmaken daarvan. Om nog maar niet te spreken over de peuken op de vloer of in de plantenbakken en de aantasting van behoorlijke werkomstandigheden voor het personeel. Bedrijfseconomisch is het toelaten van roken een schadepost.
Discriminerend
Verder wordt gezegd dat het aan de individuele horeca-ondernemer moet worden overgelaten om hier een keuze in te maken. Het zou beter zijn als de overheid het wettelijk regelt, maar zolang dat uitblijft zijn we inderdaad aan de individuele ondernemer overgeleverd. En die kiezen er voorlopig nog bijna algemeen voor om de niet-rokers discriminerend te behandelen. De overheid kan hier een handje helpen door de horeca met een 100 procent rookvrij terras een korting op de af te dragen alcoholaccijns toe te staan. De overheid is immers gebonden aan de verplichting het roken te ontmoedigen en rookvrije terrassen zijn daarbij een belangrijke stimulering, zoals rookvrije binnen-horeca dat al eerder was. Die korting kan simpelweg gecompenseerd worden door accijns in te voeren op al die nieuwe nicotinehoudende produkten, waarmee de misdadige tabaksindustrie de markt bestookt.
Tenslotte begrijp ik absoluut niet dat rokers zich niet kunnen voorstellen dat hun gepaf grote overlast veroorzaakt. Dan moet je toch wel heel grote, dikke oogkleppen op hebben en je kop diep in het zand steken. Ik zie ze maar al te vaak zelfs hun eigen kinderen blootstellen en ik aarzel niet dat een vorm van kindermishandeling te noemen. Net zoals in de zaak van die verslaafde Brabantse vrouw, die terecht staat voor middelengebruik tijdens de zwangerschap.
Het is de hoogste tijd dat de horeca-terrassen overal rookvrij worden, om daarmee de gelijkwaardige behandeling van rokers en niet-rokers in evenwicht te brengen.