Bloemendaal – hospice en The Family Tree
Bloemendaal aan Zee, dat ken ik nog wel van vroeger, waar je toen al dik moest betalen om bij Parnassia je Peugeotje veilig tussen een vette BMW en een corpulente Mercedes te parkeren. Maar het eigenlijke dorp? Daar had ik nooit iets te zoeken. Tot een jaar geleden.
In het openluchttheater Caprera is ’s avonds een concert van Venice. Nee, geen band uit Italië, maar uit Amerika: Venice-Californië. Eén van hun bekendste songs is Family Tree. Veel fans kiezen dit nummer bij de uitvaart van een naaste, geliefde: ‘(…) And now we say goodbye to one of our own (…).’ En iedereen heeft zijn eigen verhaal erbij.
De Bloemendaler heeft ook zijn of haar eigen verhaal, dat niet wordt verteld, maar dat je ziet: de toch al smalle trottoirs, worden nog smaller door half op de stoep geparkeerde brede SUV’s, waarin een groot aantal K’s zit, en nog veel meer in de stenen van hun kapitale villa’s. Maar wat zoek je daar eigenlijk? In elk geval geen uitgeprocedeerde asielzoeker, want als je er niet in komt, kun je er ook niet uit gezet worden.
Een hospice vind je er evenmin. Dat had wel gekund, want erfgenamen van een rijke dorpsbewoner die een jaar geleden is overleden, waren van plan zijn landhuis om niets ter beschikking te stellen als hospice. Maar dat is niet wat de doorsnee Bloemendaler wil. Welnee, als zo’n bal een hockeybal op zijn gezicht krijgt – naast het bord voor z’n kop, zul je altijd zien – hoeft hij niet gelijk het hospice in. Ben je gek, er is altijd wel een bevriende tandarts die een kroon op zijn werk wil plaatsen. En K’s zitten in de villa van de patiënt, dus niet in zijn eigen lichaam. Toch?
Die tandarts van Roderick wordt samen met de plastisch chirurg van zijn vrouw Annemijn uitgenodigd voor een dinertje. Een huwelijk zonder relatie, dus de therapeut kon de oprijlaan uit. Vreemd gaan ze niet, want het zijn wederzijdse bekenden van de hockeyclub voor een push of swingers van de golfclub voor een hole-in-one. De vaargeul naar het kookeiland wordt genomen, de groeven in Annemijns gezicht zijn strakgetrokken, de plastisch chirurg wijst haar er nog wel op voorzichtig te doen met haar vork vanwege het gevaar op een klaplip.
Een hospice naast hun villa? Nee zeg, al die nachtlampjes van uitgeprocedeerde levens ’s avonds laat als zij gezellig hun niet uit te buiken buiken uitbuiken, en de af en aan rijdende lijkwagens zijn niet bevorderlijk voor de spijsvertering. En hun kinderen moeten niet nu al geconfronteerd worden met de dood in het doodse Bloemendaal.
Het hospice komt er niet in Bloemendaal. De erven willen niet eindeloos procederen, er rust namelijk een erfdienstbaarheid van eind 19e eeuw op de kapitale villa. Ja, en om je dan nu nog dienstbaar op te stellen… Laat maar. Roderick, Annemijn en de kinderen komen er zelf wel achter. Zoals elke familie, waar dan ook. Een nachtlampje? Zet ze in het licht:
‘We’ll keep a candle burning for the ones we’ll miss…’
Bloemendaal, geen plaats om dood te gaan.