Sisyphus
Floor, mijn kleindochtertje van anderhalf, heeft lekker getukt en nu hebben we nog een paar heerlijke uurtjes voor de boeg voordat mama haar komt halen.
In de verpletterende leegte die zomervakantie heet – wat mis ik mijn leerlingen en het lesgeven! – laaf ik me aan de gezelligheid die mijn lieve meisje meebrengt. Eerst bakken we koekjes. Als die staan af te koelen op het aanrecht, gaan we samen in de tuin spelen. We verven de schutting met zeepsop. Dan is het tijd om de plantjes water te geven. Floor dompelt haar roze theepotje in de volle teil die onder het buitenkraantje staat.
Volmaakt
Haar ogen op het doel, dribbelt ze gretig en onstuimig naar de kurkdroge pot met geraniums achterin de tuin. Het klotst en knoeit en de geraniums krijgen het laatste, sneue plonsje dat nog in het kannetje zit. Stralend kijkt ze me aan en rent weer terug. Het ritueel herhaalt zich, keer op keer. En oma verwondert zich. De haast zinloosheid van haar arbeid lijkt haar niet te deren. Ze oogt volmaakt gelukkig. Frustratie is ver weg. En ik denk: hoe kan het? Dit meisje geeft me met haar vruchteloze, vreugdevolle heen-en-weertjes de zin in de onzin die leven heet terug.