Vakantieleed
Over kustwegen moet je niet rijden, maar dakloos glijden. Eens bezat ik daartoe een hoogbejaarde Peugeot 203, zwart met schuifdak. Die mobiele doodskist baarde in het land van herkomst opzien, want menig Fransman vroeg zich af welk autokerkhof zijn lijken de poort uitstuurde, in plaats van ze tot in hoogste staat van ontbinding te koesteren. Gelukkig verklaarde het Nederlandse nummerbord alles.
Aldus reden we ooit over een van kleuren, stijlen en hectiek vergeven boulevard richting Cannes, waar het filmfestival volop gaande was. Na een goedkoop achterafhotelletje te hebben geboekt, wilden we natuurlijk proeven van de sfeer, die tijdens zo’n festival toch anders is dan gebruikelijk. Er hangt dan een zekere spanning in de lucht; sterren stralen binnen handbereik, maar wel met inachtneming van hun voetstuk. Ik haalde mijn super 8-geluidscamera tevoorschijn, voorzag deze van een balgcompendium en uitschuifbaar statief, sloot de microfoon aan en verder nog een reeks toeters en bellen, genoeg om voor een professional door te gaan.
Helpende hand
Een doelbewuste keuze, want er liep daar een stoet mooie meiden rond waar je acute staar van kreeg, en allemaal klaar om ontdekt te worden. Hulpvaardig als ik ben steek je dan een helpende hand toe, in mijn geval voorzien van een camera. Mijn lief had ik inmiddels verteld dat het hier allemaal sterren van formaat betrof. Of dat letterlijk of figuurlijk bedoeld was liet ik in het midden, voor mij vloeiden beide begrippen die dag moeiteloos ineen. Er werd natuurlijk wel selectief geschoten, want één uur analoge film kostte je bijna een maandsalaris. Op zoek naar talent zwenk je dan al snel uit richting grootste formaten, die verdienen immers een professionele aanpak. Dat die grootste formaten een omgekeerd evenredig i.q. hadden was mooi meegenomen, het verschil tussen super 8- en 35mm-camera hoefde niet te worden verklaard.
Nadat ik die dag al mijn filmkruit had verschoten, besloten we een wandeling langs de boulevard te maken, naar een rustiger gedeelte bij de jachthaven. Vrijwel niemand te bekennen, in de verte kwam een man op zijn gemak aanwandelen, alleen. Eenmaal dichterbij bleek het om Roger Moore te gaan. Ik greep naar de camera, maar bedacht tegelijk dat alle films vol waren, dus een zinloze handeling. Moore groette vriendelijk – met zelfs iets van een afwachtende houding – en ik liep minzaam knikkend door alsof ik wel iets beters voor de camera kon krijgen. Ondertussen stonden mijn tenen in een haakse bocht van ellende, en vervloekte ik alle mooie meiden van de wereld naar de siliconenhemel.
Jane Birkin
Toen we na een tijdje terugliepen zagen we in de verte een opstootje. Ik snelde er naartoe, pers uit diverse landen stond hier te weeën rondom een moeilijk herkenbare mevrouw, met zonnebril. Na wat duw- en trekwerk bleek ik even later pal tegenover Jane Birkin te staan, die in haar betere jaren een ernstig zuurstoftekort bij elkaar kreunde met Serge Gainsburg. Helaas, de films zaten vol! Ik mocht nu zelf hartgrondig kreunen, op herhaling.
Even later werd er naast me hard gelachen, te hard. Vrouwen trekken immers altijd aan het langste eind.