Arts poetica?

Claude Aendenboom 23 jul 2024

Toen de familie mijn vijfde verjaardag vierde in oom Lucs ruime loft, vroeg tante Berna mij wat ik later wilde worden. Ik keek met mijn verlegen ogen naar mijn moeder en die glimlachte: ‘Cloclo wil arts worden’.

Oom Luc, die toen als een succesvolle architect bekend stond in de stad, knikte vanuit zijn moderne zwartlederen fauteuil goedkeurend naar mijn vader die mij een medische encyclopedie kado gaf. En oom Marcus, onze Van Gogh-artiest, schonk mij een tekenboek met allerlei schetsen van de menselijke spiergroepen die ik maandenlang probeerde na te tekenen. Want dat deed ik zo graag.

De vrouw van oom Robert bracht vijf kinderen ter wereld, maar bij elke geboorte verdween ik even uit de bezoekkamer en liet ik de omringende familie een uurtje alleen om eigenwijs met allerlei artsen te praten. Ik was toen bijna twaalf en viel de specialisten lastig met allerlei medische vragen.

En dus schreven mijn ouders mij in bij een streng paterscollege om Latijn-Grieks te studeren.

Drie jaar later had ik verkering met een bleek tenger meisje met rood haar, Anke genoemd. Zij was van Poolse afkomst, en ze hield van poëzie. Ik had in die tijd een enorme hekel aan dichters, waarom weet ik niet. Anke’s moeder, Paulina, schreef zelf ook gedichten en nodigde mij uit om in een aula te Gent te gaan luisteren naar een voordracht van één van de bekendste dichters van ons land, de naam ben ik kwijt dus zo bekend is hij niet geworden. Ik twijfelde en sputterde tegen, maar Paulina drong zo vriendelijk aan dat ik me verplicht voelde om mee te gaan luisteren.

Met de ochtendtrein kwamen we met z’n drieën aan in het drukke station Gent-Dampoort en namen de tram tot bij het grote middeleeuwse Gravensteen-fort, want daar zou het allemaal gaan gebeuren.

Verveeld met m’n handen in mijn oude versleten jeans nam ik plaats tussen de brave cultuurzoekende zielen. Er was eerst veel geroezemoes, maar toen de dichter verscheen, werd het muisstil. En ja, een grijsharige man van rond de veertig zette zich neer in een grote antieke stoel, nam een rond brilletje uit z’n hemd op en deed zijn uiterste best om zijn werk perfect voor te dragen, met veel handgebaar! “Wat een saaie bedoening”, dacht ik. Een violiste en een pianist verzorgden het muzikaal intermezzo, ik zat echter ostentatief te geeuwen. Anke duwde verbolgen in mijn zij, maar ach ik was Claude, een rebel without a cause en deed gewoon mijn zin. De dichter verliet het podium met veel enthousiast applaus en ik…

Na twee uren was ik dus eindelijk verlost van deze kwelling en ik dacht: “Nooit meer!” Na een lange zomerse wandeling door het prachtige Gent hadden we honger gekregen en dus bestelden we in een studentenrestaurant dichtbij de St-Baafskerk een moussaka. Paulina keek me onderzoekend aan en vroeg voorzichtig: ‘En wat vond je van de bloemlezing, Claude?’ Ik negeerde haar even en zei tenslotte: ‘Dichters zijn doetjes, niks voor mij, ze zijn veel te soft.’ Ik deed in die tijd immers aan krachttraining en karate met mijn vriend Joost.

Paulina glimlachte: “En toch Claude word je ooit een dichter, maar eerst zal je door veel watertjes zwemmen.” Ik glimlachte droogjes terug: “Ach onzin mevrouw, ben je soms helderziend?”

En ja, ik zwom vele woelige waters tijdens mijn jeugd en werd inderdaad een dichter. Ik heb er nu ruim vierduizend neergepend. Maar ik beschouw mezelf als een poète maudit, want ik schuw nog steeds de spotlights.

Gisternamiddag op haar zonnig balkon grinnikte moeder: “Cloclo, Je ben weliswaar geen dokter geworden, maar je hebt het nu wel goed onder de knie: de ‘ars poética’ (Latijn voor ‘dichtkunst’) Zo ben je uiteindelijk toch een beetje huisarts geworden met je sterk helende gedichten.”

“Ja noem mij een arts poética, een dichterlijke dokter”, lachten we tegelijkertijd. Zo klonken we met een glaasje water op het Leven.

Het beste van Metro in je inbox 🌐

Meld je aan voor onze nieuwsbrief en ontvang tot drie keer per week een selectie van onze mooiste verhalen.

Reacties