Op het nippertje
De man heeft een appel in zijn hand, zijn andere drukt hij op zijn borst. Hij wankelt. Zie ik het goed? Hij maakt kokhalzende bewegingen en heeft het duidelijk benauwd. De tram dendert door.
De man, zestiger, kalend, kort gemouwde blouse, is net ingestapt in het eerste gedeelte. Ik zit er een eindje vandaan, op weg naar een etentje in de stad. Mijn oortjes in, luisterend naar een favoriete podcast. Wat te doen. 112 bellen? Aan de noodrem trekken? Naar de man toelopen? Als bevroren zit ik op mijn stoel, gespannen registreer ik wat er gebeurt. De drukke stemmen van de podcast klinken hard in mijn oren, die kan ik er eigenlijk niet bij hebben.
Op hetzelfde moment staat er een vrouw naast de man, ze klopt hem op zijn rug. Haar gezicht is vuurrood. De man buigt zich en hoest, kijkt op, hapt naar adem, paniek in zijn ogen. Hij blijft de appel vasthouden. Er is een hap uit: die zit klem in zijn keel, vermoed ik. Er komt een jongen bij staan. Zelfs op deze afstand herken ik hem als de goeiige, jonge medewerker van de supermarkt. Hij pakt de man van achteren om zijn middel en doet een poging tot de heimlichgreep. Gespannen kijkt de vrouw toe, samen met de andere passagiers. Nee, nog geen resultaat.
Een vrouw in een blauwe jumpsuit schuin voor me zit op het puntje van haar stoel, klaar om in actie te komen, haar hand geschrokken voor haar mond. Erop af is geen goed plan, te veel mensen om je heen moet angstaanjagend zijn als je snakt naar zuurstof. Er zit niets anders op dan te blijven kijken.
De man wankelt weer, houdt zich vast aan de paal in het midden van het gangpad. Een man in het zitje achter me beent naar voren en wil hem zijn flesje water geven. De man hoest nog een keer hard. Er schiet iets uit zijn mond. Hijgend blijft hij staan, ogen dicht. Wat een geluk. Ik klik de ratelende stemmen weg op mijn telefoon. Doe mijn oortjes uit, slaak een zucht. De vrouw met het rode gezicht ontspant zichtbaar en lacht. De supermarkt medewerker knikt naar hem. De man kijkt opgelucht, bedankt zijn twee helpers.
De vrouw in het blauwe broekpak loopt naar voren, wrijft de man over zijn schouder terwijl ze iets tegen hem zegt, knikt naar de helpers, loopt terug en bedankt ook de man in het zitje achter me.
De vrouw en ik wisselen een blik uit. We zijn toch maar net aan de dood ontsnapt.