Buigen en breken
Het EK voetbal begint deze week. De zomer is in zicht, maar het weer blijft vooralsnog herfstig.
De rijen oranje vlaggetjes, die vroeger trots ruisden van de ene zijde naar de andere zijde van de dorpspleinen en straten, zijn nu dun gezaaid. Op de fiets passeer ik een lommerrijk weggetje, waar de bladeren aan de zware takken meedeinen op het ritme van de wind.
Hij belde me vanmorgen vroeg, mijn oudste zoon, maar het was niet met goed nieuws. Hij heeft geen huis gekocht, geen leuke baan gevonden, geen lieve vriendin ontmoet of een leuke reis die hij nu plant.
Tenzij we spreken over een enkeltje bajes, dat zou nog kunnen.
Wanneer de telefoon gaat en ik zie dat mijn zoon de beller is, bekruipt me vantevoren meestal al een angstig gevoel.
Dat is niet altijd terecht, maar dit keer blijkt het meer dan dat.
Vrijgelaten
De vogeltjes fluiten, ik moet moeite doen om hem te verstaan, staande naast mijn rijwiel op het verlaten straatje achter mijn huis.
Met dubbele tong meldt mijn zoon dat hij zojuist is vrijgelaten, na een nacht in de cel te hebben doorgebracht. De reden is omdat hij ene Johan had geslagen met een boksbeugel, waarop de politie in groten getale kwam opdagen met getrokken wapens.
„En nu?”, zucht ik, met trillende stem, bang voor het vervolg van dit relaas. Hij leek zijn draai de laatste maanden nu juist een beetje gevonden te hebben, in dienst als matroos op een grote boot, met een piepklein, maar eigen kamertje.
„Werk je niet meer op die boot?”
Het antwoord raad ik al, en inderdaad, hij is daar weg, want „het betaalde niet veel”.
Of ik even kan storten, ik doe het ook nog, ondanks beter weten.
En nu is hij onderweg naar Zeeland, naar wie weet ik niet. Alleen dat het een vrouw is, ze heet Simone en ze is 39 jaar.
Teneergeslagen
Tegenhouden kan ik hem niet. Daarvoor mis ik de benodigde overtuigingskracht, en daarbij, hij luistert toch niet.
Dus zit hij nu in de trein, onder invloed, terneergeslagen en ver weg.
Ja, hij leeft nog, hij ademt, dus hij bestaat. Een leven kun je dit niet echter niet noemen. Tenminste, niet het leven dat een moeder voor haar zoon wenst.
En hoewel ik mezelf vertel dat zolang er leven is er ook hoop blijft, toch vraag ik me telkens af hoelang dat dan nog duurt.
Want op een dag moet hij buigen, buigen als een blad aan de boom. Want als hij dat niet doet, breekt hij, als een bord in duizend scherven.
En als hij breekt, dan breek ik met hem mee.
Vertrouwen
Ik gooi mijn fiets in de hoek van de tuin en werp een blik op het schuurraam. Een kleine spin schiet haastig in een hoekje achter het rooster.
Hij wacht tot ik weg ben, om dan weer tevoorschijn te komen.
De buren hangen juist hun oranje slingers op. Kennelijk hebben ze er vertrouwen in.
De slingers wiebelen nu knisperend voor mijn raam.
Een kleine jongen zet in het voorbijgaan zijn lippen op een vuvuzela. Het ding produceert een schel, hard geluid. Misschien winnen ze wel, het Nederlands elftal.
Wie weet. Het is mogelijk. Alles ligt nog open. Niets staat vast.