Reken maar uit
„Misschien kun je beter een papierversnipperaar vragen voor je verjaardag”, zegt man als ik hem enthousiast drie titels noem en hij de stapels boeken naast mijn kant van het bed ziet liggen.
Ik besef dat het een vorm van vluchten is, de maniakale behoefte aan lezen. Verleidelijk, de in je schoot geworpen levens waarin alles betekenis heeft. Je kunt er zelf bij blijven zitten.
Veel lezen maakt je niet bepaald praktischer. Ik kan een soepje maken, de staafmixer is mijn lievelingsapparaat, maar tuinieren bijvoorbeeld is niet mijn sterkste kant.
Al voor het derde jaar kijk ik toe hoe mijn clematis tegen de schutting even veelbelovend groeit en bloeit, waarna twee dagen later alles aangevreten in het gras ligt. De oorwurm schijnt de blaadjes nogal lekker te vinden. Als ik een bloemenpracht wil moet ik iets anders bedenken.
Shit, wat doet zij hier
Ik kijk in de diepte van het groen aan onze tuinmuur, stuit op twee glimmende vogeloogjes. Verrukt houd ik mijn adem in, sta er onbeweeglijk. De ogen kijken verschrikt: shit, wat doet zij hier? Had ik mijn nest toch ergens anders moeten onderbrengen? Ik laat de vogel met rust. Vanachter het raam wacht ik af, benieuwd naar de soort.
We hebben een merelnest in de tuin, appte man. Als vroege ochtendmens is hij me een stap voor. Ik speel dat ik er een ben, koffie is mijn beste vriend. Ik begrijp mijn 16-jarige als hij de wekker blijft negeren. Wat zijn verdere leven betreft blijk ik de plank nogal eens mis te slaan. Rollende ogen, honende geluiden. In het beste geval lacht hij me vrolijk uit. Ik wijs hem op het merelnest. Hij geeuwt, haalt zijn schouders op.
Zwarte aardehanden
‘s Middags sta ik in onze tuin voor de keukendeur wanhopig mimend: doe de deur even voor me open. Ik moet er belachelijk uitzien. Slierten haar voor mijn ogen, zwarte aardehanden in de lucht, de knoop van mijn spijkerbroek open (want veel te strak tijdens het bukkend planten in de grond stoppen). Grijnzend laat mijn zoon me eerst nog even staan. Ik was mijn handen, we lachen samen hard. Eindelijk zijn de rollen weer eens omgedraaid. Hoe klunziger je als moeder opereert, hoe beter. Ik voel een moment van diepe acceptatie.
„Of een e-reader”, pakt man ‘s avonds de draad van ons gesprek weer op. Ik kijk bedenkelijk.
Zoon gebaart naar de boekenkast. „Hoeveel bomen moeten er voor jou nog sneuvelen?” Ik val stil, hij heeft een punt. „Nou ja, ik vind die kast gewoon spuuglelijk.”
Letters op papier geven rust aan mijn ogen. Omringd zijn door boeken voelt fijn, boeken zijn als vrienden.
„Een nieuw boek krijgen of aanschaffen, is een ander wegdoen”, zei oma Suze (91), een meester in ordenen en opruimen. „Reken maar uit.” Ik wist dat ze gelijk had.