A. B – Harlekino
‘Harlekino, treur maar niet om mij. Harlekino, alles gaat voorbij. Als je straks weer dansen gaat en springen en je lied gaat zingen, moet je vrolijk zijn…’
Een liedje van Imca Marina uit de jaren 60 – wie kent haar niet? Een tijd toen quizzen op tv kwamen, stoelen niet werden omgedraaid, coaches nog niet bestonden (behalve in de sportwereld), maar de BN’ers avant la lettre bordjes omhooghielden wie van de kandidaten de enige echte was: stoelnummer 1, 2 of 3. Die enige echte kon groenteman, loodgieter, stewardess of zelfs advocaat zijn. Hij of zij maakte zich bekend door op te staan. Thuis raadde je enthousiast mee.
In de huidige tijd doet een quiz als Wie van de Drie het niet meer. Hoe moet je in vredesnaam de enige echte grensoverschrijder kiezen uit een zanger, bandleider en een rapper? Onmogelijk. En niemand draait zich om. Hoewel, de rapper A. B schijnt de hoofdprijs te pakken, dankzij zijn gedrag én de helpende hand van de altijd deugdzame, voor eigen eer en glorie optredende, ex-Spuitende en Slikkende BNN’er: lieve Tim H. Tegenwoordig BOOS-werkzaam als sloper.
Na tweeënhalf jaar bungelen komt A. B eindelijk voor de rechter. Vage verklaringen over een niet zo flexibele collega-rapper, die zijn naam niet echt waarmaakt omdat hij verstijfd in A. B’s bed ligt en een meisje dat met volle mond niet praat, maken het niet duidelijk wat er is gebeurd. En zeker niet een late aangifte van een door de wol geverfde vrouw die beweerde opeens wat ‘in haar te voelen’.
Steunbewijs ontbreekt, maar dat A. B zich niet alleen als knuffelbeer heeft gedragen, lijkt mij wel duidelijk. Dat hij een clowneske showbizz-advocaat inhuurt, is geen goede zet – haar naam noem ik niet, ik ben als de dood voor die immorele strafpleiters en zelfverrijkende harlekijns.
Was vroeger dan alles beter? Ik herinner me de woorden van mijn oma:
‘Hou God voor ogen en je hand voor je lekkers,’ zei oma tegen mijn zusje. Tegen mij maakte ze alleen een opmerking die ik op jonge leeftijd niet begreep: ‘Jongens worden mannen en mannen zijn jagers. Die artiestenwereld is zo rot als een mispel.’
Ze had in de revue gedanst en geacteerd. Bekende namen van acteurs die al lang op de eeuwige jachtvelden waren, passeerden de spreekwoordelijke revue.
„Maar het lag niet alleen aan die kerels. Jonge meisjes dachten zich naar de top te kunnen honkebonken. En dan verdwenen ze met hun buik met benen. Waarheen? In een doofpot zit meer om te delen dan in een fooienpot.”
Twee jonge, minderjarige meisjes zitten na middernacht aangeschoten in de trein. Ze delen drank en ze delen foto’s van hun ontblote bovenlichamen op de asociale socials. Ze lachen om de reacties, nu nog wel. Ach meisjes, als jullie grens niet wordt overgeschreden, waarom doen jullie dat zelf dan wel? Ik kijk weg. Straks word ik nog van iets beschuldigd door die ‘hou op want ik heb het zo graag typetjes’. Ik heb geen zin om mijn onschuld te bewijzen terwijl ik dat niet hoef.
A. B wel. Daar doet geen harlekino wat aan.