Waar hang je uit?
„Om er te zijn, hoef je niet iemand te zijn, je bent er al”, zegt psycholoog en boeddhistische leraar Han de Wit, 79 jaar.
Ontdoe het leven van mentale ballast. „Hecht bijvoorbeeld geen waarde aan je zelfbeeld want dan moet je dat daarna de hele tijd bijhouden. Heel vermoeiend is dat.”
Verfrissende woorden. Al weet ik niet hoe je dit blijvend kunt toepassen, de zinnen zelf geven de tobbende mens al ruimte.
„Weet je, we hoeven er alleen maar te zijn”, zei een collega ooit geruststellend nadat we in onze agenda’s de rij afspraken met cliënten zagen staan. Er alleen maar zijn? Ik zal toch wel iets meer moeten doen dan dat en ik dacht aan alle serieuze problemen die mensen mij zouden vertellen en moesten worden opgelost.
Veel later drong de diepte van deze zin door. Als je er werkelijk bent, ben je volledig aanwezig en kun je met je aandacht bij die ander zijn. Niet in beslag genomen door je gedachten, ongeduld, vooroordelen, activiteiten die op je wachten.
Er werkelijk zijn zorgt ervoor dat je rustig kunt luisteren naar de ander, contact maakt. Een goed begin. De rest volgt wel.
Lievelingsdag
Een beer en een varkentje wandelen door het groen.„Welke dag is het?”, vraagt Winnie de Poeh.„Het is vandaag”, piept Knorretje. „Mijn lievelingsdag”, zegt Winnie de Poeh.
De Wit noemt zich zelf ook wel een Poeh-dist. „Als je vandaag alleen ziet als een opstap naar morgen en morgen doe je dat weer, wanneer leef je dan eigenlijk? En als je de plek waar je je bevindt alleen maar ziet als opstap van hier naar daar, waar hang je dan eigenlijk uit?”
Kauwend op deze wijsheden kijk ik naar buiten. Afwisselend groen en beton schieten aan me voorbij. Ik zit in de tram op weg naar de tandarts. Er moet een kies worden getrokken.
Als ik voor de deur sta, hoef ik dit keer niet aan te bellen, de deur opent zich. Niet de assistente maar de tandarts zelf zit achter de balie: „Ik zag je al aankomen.”
Ontspan
Ik neem plaats in de stoel. De woorden van het interview echoën na. De tandarts komt achter me staan. Geef je over en ontspan, zeg ik tegen mezelf.
Ik open mijn mond. De tandarts maakt wat omtrekkende bewegingen en scharrelt in haar gereedschapskist. Ik sluit mijn ogen. If I had a hammer klinkt het over de radio, dat geloof je toch niet?
Wat een zeiklied eigenlijk. Een van de nostalgische singeltjes van mijn vader die ik op zijn oude pick-up draaide in mijn kinderkamer. Ik zweef weg, verdwijn in mijn herinnering.
Als ik er weer ben, is de klus geklaard. De tandarts duwt een gaasje in mijn mond. Een beetje duizelig kom ik overeind. „Gaat het?” Ik knik. Soms is mijn hoofd geen slechte plek.