Musical
Het is 1980. De grote avond van de uitvoering van de schoolmusical begint, in de aula van onze school. Onze musical heet De Tovenaar van Alkmaar en als ik het me goed herinner heeft de meester meerdere verhalen samengevoegd. Het gaat over een tovenaar, maar er zitten ook kaasmeisjes, cowboys, kikkers, boerinnen en ooievaars in het verhaal.
Ik heb een dubbelrol. Ik ben eerst een kikker en daarna een boerinnetje. De vier kikkers dragen een doorgeknipte voetbal op hun hoofd. Ik herinner me nog hoe ik samen met mijn moeder de bal groen verfde, ik ruik de geur van de verf zelfs nog. We zongen over een boerensloot.
Daarna werd ik een boerinnetje en zong ik uit volle borst over onze boerderij. De tekst weet ik nog precies. Onze boerderij is gemoderniseerd, op de boerderij gaat alles verkeerd, de computer staat op zolder. Alle dieren hebben de computerkolder. Vervolgens zette het lied uiteen hoe alles mis liep, de kippen legden geen eieren meer maar omeletten.
Niemand had ze
Computers waren destijds nog iets heel bijzonders. Niemand had ze thuis. Mijn vader werkte in de computerbranche. Hij verkocht grote systemen aan nog grotere bedrijven, ik kon me daar niets bij voorstellen. Mijn vader zei wel eens dat die computers zo groot waren als keukens.
Dat we ooit niet meer zonder zouden kunnen was toen ondenkbaar. Toch moet ik vandaag de dag vaak aan het lied van die computerkolder denken.
Ik ben vandaag thuis aan het werk om mijn administratie te doen. Ik ben freelancer en heb een administratiekantoor in de arm genomen dat mijn facturen opstelt en de zorgen zogezegd uit handen neemt. Ze hebben een nieuw computersysteem waardoor ik plotseling facturen stuur die mijn opdrachtgevers niet begrijpen. Ikzelf trouwens ook niet. Ik stuur nu facturen zonder specificaties van wat ik precies voor dat geld gedaan heb.
Verwijzing
De telefoon gaat. Het is mijn moeder met een lang verhaal. Mijn vader heeft veel last van zijn lijf en moet naar het ziekenhuis, zegt de dokter. Mijn moeder belt het ziekenhuis, maar kan geen afspraak maken. Het ziekenhuis zegt namelijk dat ze eerst een verwijzing moet hebben van diezelfde dokter die hem heeft doorverwezen. Verbaasd hangt mijn moeder op en belt de dokter. De assistente kijkt in haar computerscherm en zegt dat het komt omdat hij deze kwaal niet elke dag heeft, maar om de paar weken. Dan kun je de afspraak inderdaad niet maken zonder verwijzing. De verwijzing komt er.
Mijn moeder wil de afspraak met het ziekenhuis voor mijn vader maken. Maar dat kan nog steeds niet. Na het invoeren van de gegevens in een digitale zorgomgeving van het ziekenhuis, meldt het programma dat het ziekenhuis vanzelf terugbelt. Binnen een week.
Mijn moeder schrijft in haar agenda bij volgende week een herinnering, of het ziekenhuis al gebeld heeft.
Het klopt niet
Het is inmiddels een week later.
Ik orden mijn facturen. De volgorde klopt niet. Ik bel het administratiekantoor. De servicemedewerker beaamt dat het niet klopt. Zij zegt dat het komt doordat ik het in het systeem nog niet kan zien. Zij ziet het wel. Over een week staat het erin.
Ik pak mijn agenda en schrijf bij volgende week een herinnering, of het al klopt.
Mijn telefoon gaat weer. Het is mijn moeder. De kwaal van mijn vader verergert. Het ziekenhuis heeft niet gebeld.
Het deuntje van de musical schiet weer in mijn hoofd.
De kippen leggen geen ei, maar een grote omelet.