Het pashokje
In het warenhuis zochten we een broek voor mij. „Deze past bij je, die moet je maar even proberen.” Ze legde de gevouwen broek op mijn uitgestrekte armen alsof het een pasgeboren baby was.
„En deze”, zei ze en legde een donkerbruine ribbroek op de beige pantalon. Ik liep de paskamer in, trok het gordijn achter me dicht en voelde me allesbehalve op mijn gemak. Buiten wachtte mijn vrouw tot ik het hokje uit zou komen. „Kunt u alles vinden?”
Er stond nog een vrouw aan de andere kant van het gordijn. De verkoopster. „Mijn man probeert twee broeken. Misschien kunt u straks ook even kijken hoe ze staan.” „Maar natuurlijk”, hoorde ik de verkoopster zeggen. Vervolgens zei ze zacht, met haar hand deels voor haar mond alsof niemand het mocht horen: „Mannen.” Ze keek bij het uitspreken van het woord mijn vrouw veelbetekenend aan. Zo moet het zijn gegaan. Ik kon het niet zien, want ik was op dat moment met de nieuwe broeken weer.
Billen zien
Ik trok het gordijntje open en zag hoe de twee vrouwen keurend mijn kant opkeken. „Je billen mogen best gezien worden!” Dat zei mijn moeder altijd als we een broek kochten. Nu zei mijn vrouw het en trok een plooi van de nieuwe broek strak.
„Hij is iets te kort, wat zegt u?”, vroeg ze aan de verkoopster. „Ja. Als u even een paar passen loopt.”
Ik liep een paar passen en voelde me weer het kind dat met zijn moeder een broek kocht. Ik was nu 65 jaar, maar de tijd leek geen invloed te hebben op dergelijke gebeurtenissen. „Ja, een maatje langer”, ze de verkoopster en zocht in een stapel broeken naar een broek die een maatje langer was.
„En nu ook even die donkerbruine passen, lieverd.” Het waren wederom exact dezelfde woorden als die van mijn moeder, die nu uit de mond van mijn vrouw kwamen. Ik liep in de iets te korte broek terug naar de paskamer en voelde hoe mijn ergernis in een rap tempo toenam. Ik haatte broeken passen met mijn moeder.
Emmer overgelopen
„Lukt het, jongen”, hoorde ik mijn moeder zeggen. En ja, ook mijn vrouw wist deze woorden te vinden. Het waren woorden die als druppels water de spreekwoordelijke emmer deden overlopen. Wild trok ik het gordijn open. „Nee”, brulde ik, „het lukt niet, mevrouw. En nee, het interesseert me niet hoe anderen de billen in mijn broek zien.”
De verkoopster sloeg nu haar hand voor haar mond. Mijn vrouw bleef stokstijf staan. „Beneem je”, riep ze. „Altijd hetzelfde spelletje. Zo, nu ga je terug in je hok en pas je die tweede broek. Man, man, man.” Ik gaf me geslagen en kroop op handen en voeten terug naar het pashokje. „Mannen”, zei mijn vrouw en keek de verkoopster veelbetekenend aan. Zo moet het zijn gegaan.