Een smetteloze toekomst

Geertje Paaij 12 mrt 2024

In mijn binnenste marcheerde het leger der opstandelingen. De deur van mijn slaapkamer had ik op slot gedraaid en extra gebarricadeerd met een stoel. Onmogelijk dat mijn vader kon binnenkomen.

19 jaar was ik. Volgens sommigen leek ik sprekend op Alice Cooper. De tijd dat ik als jongetje ravotte in het plantsoen, leek lichtjaren ver verwijderd. Onwillekeurig streek ik over het litteken op mijn handpalm. Ik bleef haken in het prikkeldraad toen ik buiten met een vriendje speelde. Even huiverde ik toen ik de film in mijn hoofd afspeelde.

„Gek word ik van je!”, schreeuwde mijn vader. „Wanneer kom jij nou eens thuis zonder een scheur in je broek? Denk je dat het geld me op de rug groeit?” Hij liep op me af, pakte me bij mijn oorlel en sleurde mij achter zich aan door de keuken. Het bloed in mijn oren begon te gonzen en ik beet op mijn lip. Niet huilen, hamerde het door mijn hoofd. Dan zou papa nog bozer worden.

Panisch bij visite

Mama was druk bezig om de keukensnijmachine weer in de plastic hoes op te bergen zoals alles in plastic was gehuld. De leuningen van het bankstel waren ingepakt en ook mijn vaders pakken hingen in plastic beschermhoezen, evenals mijn moeders jurken. Bezoek kregen we nauwelijks, panisch als mijn ouders waren dat visite vlekken zou maken op hun zuurverdiende spullen. Ik mocht nooit vriendjes mee naar huis nemen, waardoor ik me verwant voelde met Remi, het jongetje uit het boek Alleen op de wereld. Mijn moeders ogen vernauwden zich en haakten zich vast aan mijn vaders hand die me eindelijk losliet. „Uit mijn ogen!”, schreeuwde papa.

Ik verborg me onder de dekens op mijn bed en huilde geluidloos. De volgende ochtend lag er een broek voor me klaar. Gemaakt uit een terlenka jurk van mijn oudere zus. Ik wist nu al dat ik op school gepest zou worden.

Achterom kijken

Ik streek de uitgeknipte advertentie van het Haags Tehuis voor Ongehuwden glad die mijn ouders onder mijn deur hadden geschoven. Zij boden kamers aan voor jongemannen.

Even later griste ik mijn jas van de kapstok en keek nog een keer achterom. Mijn laarzen lieten in de gang een modderig spoor achter op de vloerbedekking. In gedachten zag ik mijn moeder al verwoed boenen. Had ze mij maar eens in bescherming genomen. Ik wenste dat ze mijn voetstappen nooit zou kunnen uitwissen.

Ik ging op weg naar een kraakpand. Op straat gooide ik de versnipperde advertentie door de lucht. Het kraakpand zou een gruwel zijn voor mijn ouders. Voor mij was de toekomst nog smetteloos.

Het beste van Metro in je inbox 🌐

Meld je aan voor onze nieuwsbrief en ontvang tot drie keer per week een selectie van onze mooiste verhalen.

Reacties