Carnavalszotten
Carnaval, de tijd van de gekken en dwazen. Wat het nou echt betekent, hoe het precies is ontstaan, dat weet niemand. Het narrenschip van Jeroen Bosch versus het ‘vaarwel vlees’ van de vastentijd. Zotskappen en carnavalswagens die de politiek eens even stevig bijsmeren, die de gek steken met alle menselijke dwaasheid. Drie dagen lang is de nar koning van de wereld.
Narrige baas
Er is een tijd geweest dat de nar, zij het heel kort, ook koning was. Prins Carnaval krijgt als herinnering daaraan nog steeds de sleutels van de stad, maar die nar, die was echt eventjes de baas. Er ligt een oude mythe onder, die van de offerkoning. Een koning moest sterk zijn en blijven. En als hij op was, werd hij geofferd. De koningen hadden niet zo’n zin in dat vooruitzicht, dus ze zochten een plaatsvervanger. Een nar, die voor één dag alle geneugten van het koningschap smaakte en dan, kop eraf.
Raar soort tweeling
De nar werd na de Middeleeuwen onderdeel van alle belangrijke Europese hofhoudingen. De koningen hadden toen de absolute macht en hoefden die met niemand te delen of ergens verantwoording over af te leggen. Ze konden dus wel wat feedback gebruiken. En daar komt de nar op de proppen. Waar een minister de koninklijke hielen likt en zegt wat de vorst wil horen, zal de nar hem zijn oren wassen en vertellen wat waar is. Hij is het geweten des Konings. Zot en heerser zijn verbonden als twee zijden van een munt. Als een raar soort tweeling.
Iets van die oude narrenfunctie is in het huidige Carnaval ook zichtbaar. Voordat er een vrije pers was, voordat we een grondwettelijk recht hadden op het uiten van onze mening, mocht de Carnavalsdeelnemer al zeggen wat hij wou. Veldwachters waren ineens hardhorend als pastoor, dokter en notaris op de hak werden genomen. Zottenwagens vol mallotige toespelingen op dorpspolitiek en kerk werd niets in de weg gelegd. Drie dagen, om een lange neus te maken naar iedereen die de gewone mensen de rest van het jaar het leven zuur kon maken.
Dwaas des Vaderlands
Een beroepszot zou tegenwoordig pas echt in een behoefte voorzien. Als ludiek geweten van de machthebbers, waar je nog mee kunt lachen ook. Ik denk dan aan een narrig persoon met een zotskap en een vaste aanstelling als Dwaas des Vaderlands. Hij staat regelmatig achter de voorzitter van de Tweede Kamer een stinkbommetje te wezen dat elk ogenblik kan afgaan. Hij is een leugendetector die ons waarschuwt: Trap er niet in, in die mooie praatjes. En dan maakt hij er een onwelvoeglijk geluid bij, van voren of van achter en rinkelt met zijn zotskap. Tijdens verkiezingsdebatten zou zoiets ook erg goed werken. Met als bijkomend effect dat de partijbonzen wel zouden uitkijken om kletspraatjes en leugens te debiteren. Dan dook immers die lastige nar op en heel Nederland zag hen dan voor gek staan.
Aan de andere kant: ’s Neerlands hoop in bange dagen is er nog steeds niet in geslaagd om echt een regering te vormen. Ze zeuren en zeiken en ruziën over wie nou de echte discriminator is. En dat zijn ze allemaal, natuurlijk. Dat wordt nog eens een regering van stavast.
Voordeel: ze hebben geen nar meer nodig om voor gek te staan.