Bakkers en brekers
Ik zag de eerste aflevering van het nieuwe seizoen van Heel Holland Bakt. Op mijn laptop aan de eettafel, tussen de momenten van oorverdovende herrie door. Ik had afleiding nodig, van het bedaarde soort. Onze badkamer wordt vervangen vanwege lekkage. Het traject zal drie weken gaan duren.
Gek genoeg verheugde ik me er niet op.
‘Kijk mevrouw, hier, ziet u, hier is de leiding geraakt, er is een plug tussen geschoven, maar uiteindelijk is het beton van deze muur verzadigd geraakt in al die jaren. En daar’, wees de loodgieter dwingend, ‘bij de wastafel, hebben ze per ongeluk…’. Ik knikte stom.
Op zoek naar geruststelling kwam ik uit bij de bakkende, onbekende Nederlanders. Ik sloot me af van mijn omgeving, verdween in het scherm. Mijn verstand ebde weg, wat een zegen is. Als je ratio nagenoeg uitdooft beleef je meer.
De oudste deelnemer, Peter, kwam uit Rotterdam. Zijn niet te versmaden kruidencake noemde hij ‘cake met peren’. Hij had de wat weemoedige oogopslag van wijlen Simon Carmiggelt, wat hem voor me innam.
Peters ‘cake met peren’ werd helaas kut met peren. Met de naam had hij er al een voorschot op genomen. Zijn tweede opdracht, geen Euromast, maar een boomhut genoemd, was een torenhoog baksel van financiers. Dat zijn, ik wist het niet, Franse cakejes op basis van amandelmeel en beurre noisette. De boomhut flikkerde halverwege in elkaar. ‘Jongens, de mijne is ingestort’, zei Peter, zijn ogen stonden droevig. Medebakkers schoten te hulp. Peter: ‘Nee, dit gaat ‘m niet meer worden.’
Janny had hem gewaarschuwd: Zorg voor een fundament. Een echte Rotterdammer laat zich niet adviseren, die is stronteigenwijs.
Voor het eerst die dag, voelde ik me zen. Ik werd volledig door het bakprogramma in beslag genomen. God, had ik maar wat van Janny’s levensvreugde. André van Duin voelde als familie. Over familie gesproken, ineens zag ik de gelijkenis tussen Janny’s blije hoofd en het gezicht van Robèrt…
Ik schrok op van een geluid. Er stroomde een straal water uit het plafond langs de voordeur, stukje verderop nog een straal. De mannen waren net klaar met het breken van onze oude badkamer.
Snel pakte ik een emmer, zette hem onder de straal, rende terug voor nog een emmer.
‘Er komt water uit het plafond’, riep ik over mijn schouder naar de twee brekers. Zij waren net op weg naar hun witte busje voor een pauze. Een van de brekers liep terug, gooide het luik achter de voordeur open, stak zijn hoofd erin en zijn hand met brandende peuk en draaide de hoofdkraan uit. Ik keek naar de peuk, wist dat de gaskraan daar ook ergens moest zitten.
‘Opgelost. Water loopt altijd naar het laagste punt’, sprak hij hard doch vriendelijk, gebaarde naar boven, richting de net in puin geslagen ruimte. Ik zag de ravage op de trap en liep terug naar mijn scherm voor een beetje kalmte.
Even later op de wc vloog er een stuk gips ter grootte van mijn hand uit het plafond rakelings langs mijn hoofd. Plotseling regende het overal stukken kalk. ‘Sorry gaat het?’ klonk er een stem door het gat. Vliegensvlug haalde ik mijn broek op en sleepte de spullen uit ons toilet. Alle wc-rollen zaten vol gruis, het prikbord met foto’s en krantenknipsels was besmeurd.
Ik schoof aan tafel, klampte me weer vast aan de bakkers en zag hoe Peter er als eerste uit lag.
‘Wie wil er nog koffie?’, vroeg ik toen maar. Braaf deelde ik bastognekoeken uit.