My euro-demons
Ach, één keer per maand koop ik een euromillions-loterijbiljet, je weet maar nooit. Ik zou een klein deel voor mij houden en de andere miljoenen spenderen aan goede doelen. Jaja, zeggen ze dat niet allemaal?
Want als je het grote lot wint, koop je dan niet meteen die moderne villa bij het stadspark en de knalgele sportauto waar je al jaren van droomt? Ja, een week later lig je te zonnen op de Malediven. Maar op het palmboomstrand rinkelt je iPhone reeds, word je gecontacteerd door je spaarbank. Zo doe je als money-analfabeet veel foute beleggingen. In een mum van tijd is je fortuin grotendeels verbrast aan de beurs van New York, je bent immers een gemakkelijke prooi voor the wolves of Wall Street.
Ook casinobezoek is nefast voor de centjes. Daar vergok je op één avond gemakkelijk enkele duizenden euro’s. Je giet jezelf vol met champagne en zo gaat de jackpot aan je dronkenmansneus voorbij. En dan zijn er nog de sluwe vrouwtjes, de overdreven opgesmukte luxepoppen die jou oplichten als ze je dikke portemonnee opmerken. Meestal zijn het geroutineerde duivelinnetjes. Als strontvliegen zwermen ze rond de stinkend rijke man die jij nu bent.
Ook de familieleden willen een deel van de koek, ze geven je plots verdacht veel complimenten. En op feestjes dragen boezemvriendinnen ineens jurkjes met heel diep uitgesneden decolletés. Kennissen komen bij jou op visite, meer dan gewoonlijk. Maar je begint coke te snuiven en dat is een streep door je rekening en elke dag uitgebreid tafelen is ook een flinke hap uit je budget. Non-profitorganisaties staan aan je deur met hun ijzer bekertje te bedelen. Zo word je stilaan paranoïde, begin je iedereen te wantrouwen, zelfs de onbekende dame die jou aan het altaar het jawoord geeft en haastig de diamant over haar ringvinger schuift.
En dus rol je van de top van je berg geld snel naar de duistere diepte, je vermogen smelt als sneeuw voor de zon en je zit aan de grond, erger nog: bijna onder de grond. Je wil jezelf immers van kant maken, maar hoe? Je laten doodvriezen aan de Noordpool? Door de Sahara rijden en daar van de dorst omkomen? Of van de Eiffeltoren springen?
Vannacht fluisterde mijn rijke arme overleden vader in mijn wilde dromen: “Ach Claudelaire, wordt maar nooit miljonair. Negeer je euro-demonen.”