Ware rijkdom
Bijna elke dag fietst hij ons huis voorbij. Gebogen over zijn stuur, zijn sjaal wapperend als een op hol geslagen vlag achter zich aan, trapt hij doelgericht onze straat door. En ik weet precies waar hij heen gaat.
Hij is onderweg naar zijn vrouw Mona. Of beter gezegd, naar haar graf.
Ik voel bij mezelf altijd een steekje als ik hem zie fietsen. Bij de herinnering aan haar pijn en de worsteling die zij dagelijks voerde om haar verdriet te boven te komen. Ermee te leren leven.
Er ‘het beste van te maken’.
Maar het beste maken was bij lange na niet genoeg, hoe graag ze dat ook wilde. De diepte van de onmacht dat in haar binnenste tegen haar sprak was simpelweg te groot.
‘Als ik toen, of was ik toen maar’, op de repeteerstand.
Dwingen om wat te doen
Ik bewonderde haar veerkracht. De veerkracht waardoor ze elke dag toch weer haar bed uitstapte. En zichzelf dwong om te doen wat ze doen moest.
En ik had net zoveel begrip voor al die momenten waarop het niet meer ging. Wanneer ze al dat gevoel niet meer de baas kon. Op die dagen verorberde ze hele pakken koek, zat ze de hele dag op de bank en negeerde haar scootmobiel, die nagelnieuw in de schuur op haar wachtte, met steeds een nieuwe reden.
In haar uppie de straat op, waar het normale leven voor al die gezonde mensen gewoon maar doordraaide, wilde ze meer dan wat ook. Maar ze kon het niet. Niet in haar eentje. Soms ging ze naar buiten, maar altijd samen met hem. Hij duwde haar rolstoel vanuit de parkeergarage naar de winkel voor een boodschap en hielp haar daarna snel weer terug de auto in.
Terug naar haar veilige huis. Die scootmobiel is al die jaren de schuur niet uit geweest.
Bruutheid
Mona was een veertiger toen ik voor het eerst voor haar ging zorgen. Precies even oud als ik toen was. Ze was aan huis gekluisterd, als gevolg van een heftig ongeluk. De schade aan haar lijf was enorm. De schade aan haar mentale gezondheid bleef net zo rauw en vers als was het ongeluk nog maar net gebeurd.
Ik bezocht haar bijna dagelijks. De bruutheid van het verschil in onze levens was steeds opnieuw gespreksonderwerp. Ze praatte graag en veel over het ongeluk, herhaalde elk detail steeds opnieuw. En ook al was ze dankbaar voor het leven, het verdriet om wat ze was verloren kwam ook steeds voorbij.
De schade die aan haar lijf was veroorzaakt zorgde steeds vaker voor stukjes afscheid, tot het definitieve afscheid zich aandiende.
Sindsdien realiseer ik me steeds vaker waar de ware rijkdom ligt in dit leven.