Vrijheid
Vanaf 1 juli van dit jaar mag in supermarkten geen tabak meer verkocht worden. Stunten met grote prijsverlagingen bij de verkoop van alcohol mag al een tijdje niet meer en ook frisdrank is duurder geworden. Zomaar een greep uit de maatregelen die de overheid neemt om de volksgezondheid te bevorderen. Betuttelend zegt de één, een goede zaak zegt de ander.
Deze discussie gaat vaak over de effectiviteit van deze maatregelen, maar net zo interessant is de meer principiële vraag of de overheid wel zou moeten bepalen wat wij in ons boodschappenmandje leggen? Het gaat hier namelijk om persoonlijke keuzes die betrekking hebben op onze eigen gezondheid en lichaam. Regels zijn immers makkelijker te rechtvaardigen wanneer de gezondheid of veiligheid van anderen in geding is. Neem bijvoorbeeld de maximumsnelheid of de APK-keuring van de auto. Daarbij wordt niet alleen aan de veiligheid van de bestuurder gedacht maar ook aan die van de medeweggebruikers. De opvatting ‘ik bepaal zelf wel hoe hard ik rijd en of ik in een veilige auto zit’ is in dit geval niet te terechtvaardigen, want deze beslissing heeft niet alleen gevolgen voor jezelf. Anders gezegd: je eigen persoonlijke vrijheid mag ingeperkt worden daar waar die vrijheid kan leiden tot schade aan anderen.
Vroegtijdige dood
De vraag is hoe dit nu zit met onze leefstijl. Men kan zeggen: een slechte leefstijl brengt alleen schade toe aan mijzelf. Niet helemaal waar zeggen anderen, want ongezond leven leidt tot hogere zorgkosten die we met z’n allen moeten dragen via de belastingen. Daar valt echter ook tegenin te brengen dat mensen die hun hele leven lang ongezond leven, een kortere levensverwachting hebben en juist in die laatste jaren stijgen vaak de zorgkosten explosief. Zo bekeken kost een vroegtijdige dood de samenleving juist minder geld.
Maar goed, dat is slechts de financiële discussie. De meer fundamentele vraag is: mogen wij met z’n allen als samenleving verwachten van elkaar dat we zo gezond mogelijk leven om de negatieve gevolgen voor die samenleving zo klein mogelijk te houden? Het raakt aan de verhouding tussen collectief en individu. In het geval van het rondrijden in een onveilige auto is het vrij duidelijk om rekening te houden met het collectief en dus regels in te stellen maar in het geval van een ongezonde leefgewoonte ligt het toch iets complexer. Mag een overheid (proberen te) bepalen wat iemand in zijn eigen lichaam stopt qua eten, drinken en rookwaar? En hoe zit dat dan bijvoorbeeld met zoiets als lichaamsbeweging? Mogen wij als individu zelf bepalen om ons leven lang op de bank te blijven zitten of gaan we in het kader van de maatschappelijke gezondheid en kosten als samenleving individuen verplichten om meer te bewegen? Het is een grijs gebied en als we niet uitkijken begeven we ons op een hellend vlak.
Individuele vrijheid
We leven bovendien in een samenleving waarin we individuele vrijheid in hoge mate waarderen. De overheid schept bepaalde randvoorwaarden, maar juist met het doel om slechts een basis te creëren waarop het individu het leven kan leiden dat zij of hij wil. Dat onderscheidt ons van totalitaire regimes waarin de vrijheid van het individu volledig ondergeschikt is aan de wil van de staat. In het kader daarvan zou de overheid zich terughoudend op moeten stellen met het ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer.
Maar zullen mensen zeggen: er zijn heel veel personen die grote moeite hebben om gezond te leven, terwijl ze dat eigenlijk zelf wel willen. Tabak en alcohol zijn ontzettend verslavend en de voedingsindustrie zorgt er ook voor dat er door alle toevoegingen aan producten deze een verslavend karakter krijgen. Bovendien zijn gezonde producten vaak duur en ongezonde vaak relatief goedkoop. De overheid heeft wel degelijk de taak om mensen hierbij te helpen.
Sommige mensen zullen dus de maatregelen die de overheid neemt om onze gezondheid te bevorderen ook voor hun eigen leven kunnen waarderen, terwijl anderen het typeren als regelrechte bemoeizucht. Aangezien beide opvattingen een gegeven zijn, roept het de vraag op hoe de overheid nu het beste om kan gaan met het thema individuele vrijheid.
Negatief en positief
Een veel gebruikt onderscheid van vrijheid in de (politieke en sociale) filosofie zijn de concepten negatieve en positieve vrijheid. Kort gezegd: negatieve vrijheid impliceert afwezigheid van dwang en positieve vrijheid impliceert regie over het eigen leven. Negatieve vrijheid in dit kader heeft betrekking op een overheid die zich niet tot in detail bemoeit met het persoonlijke leven van mensen en hen zoveel mogelijk individuele vrijheid geeft. Wat niet wil zeggen dat het soms niet logisch is om de vrijheid in te perken, daar waar de veiligheid van anderen direct in gevaar is of als het gaat om de bescherming van kinderen die minder goed in staat zijn dan volwassenen om de gevolgen van hun keuzes te overzien. Positieve vrijheid heeft veel meer betrekking op de mogelijkheden die mensen hebben om zelf iets van hun eigen leven te maken en om het leven in te richten zoals zij zelf willen. Positieve vrijheid is daarmee een veel complexer proces. Het gaat uit van de vrije wil van het individu maar in de praktijk lopen mensen op allerlei manieren aan tegen de uitoefening van die vrije wil. Je moet sterk in je schoenen staan om bijvoorbeeld een verslaving het hoofd te kunnen bieden.
De definitie van een goede overheid is misschien dan ook wel een overheid die haar burgers zoveel mogelijk vrijheid geeft, alleen inperkt daar waar echt nodig én in het kader van positieve vrijheid goede hulp biedt daar waar mensen zelf aangeven geholpen te willen worden. Zo bekeken zou de rol van de overheid terughoudend moeten zijn met het op voorhand ontmoedigen van ongezonde keuzes. De bal ligt in eerste instantie bij de individuele burger die zichzelf moet afvragen: „Hoe wil ik mijn leven inrichten, welke keuzes maak ik en heb ik daar eventueel hulp bij nodig?.”