Paradijs
Bierlucht stijgt op. We staan met onze zolen in het nat. Mijn broer kijkt in zijn kartonnen bekertje, dan naar mij.
„Ik haal er nog eentje”, zeg ik, wurm me langs mensen naar de tap. In het donker had hij zijn bier op de vloer voor hem gezet.
De drukte is precies goed. Onze plek in de zaal ook. Op het verlichte podium tussen naakte etalagepoppen staan de instrumenten klaar. We proosten.
De podium performance is als een meerstemmig gedicht. Ik kijk naar de zanger in zijn strakke broek en trui, hoe oud is hij eigenlijk? Straks even googlen. De muziek start, een opzwepend intro klinkt.
„Ik ben een klusjesman…”, zet ik vast in, met de triomf van een kleuter die het antwoord weet. De enige getuige is mijn broer, dus het maakt lekker niks uit.
Overvolle bus
Hoe vaak heb ik deze klanken al niet gehoord? Op weg naar mijn werk, met mijn oortjes in luisterde ik naar de hypnotiserende zinnen, als bescherming tegen de realiteit van de ochtendspits in een overvolle bus met twee dozijn zoemende jongeren.
De muziek kleurde de beelden van pratende mensen om me heen en alles wat ik daar buiten zag, als decor in een videoclip.
Het nummer Paradijs volgt. De man schuin voor ons zwaait wild met zijn armen, zijn lijf kronkelt. Het woord potsierlijk komt in me op. Ik begrijp het ook wel, Paradijs is een topnummer. En Spinvis kan niet zingen, zou mijn zoon, 15, zeggen. Tijdens de andere nummers staat de man als een pilaar, hij beweegt geen pink.
Saartjes gespierde armen omhelzen de cello. Het andere vrouwelijke bandlid heeft haar ogen gesloten, de viool tegen haar kin. Ik luister intens, sluit ook even mijn ogen.
„Heel gaaf, die basgitaar en ik let eigenlijk vooral op de drummer, en jij?”, vraagt mijn broer.
‘Begin de dag met tequilla, dan gaat het randje er een beetje af.’
Ik zing hard mee, neem een slok van mijn bier.
Best een leuke tijd
De zanger spreekt, begint over ruim twintig jaar geleden. Dat dit best een leuke tijd was, legt hij uit. „Ha”, reageert het meisje naast me, ik kijk naar haar jonge profiel.
Zijn allereerst uitgebrachte nummer zet in. Halverwege vallen de band en de zaal volledig stil.
‘Als je luistert naar de wolken…als je luistert naar de wind.…’
Dan barst het los. De viool klinkt, de band volgt.
Wat een geluksvogel ben ik toch.
De volgende dag kom ik thuis. In de gang ruik ik de voetbalschoenen van zoon. Er klinkt een rapper door zijn telefoon.
‘Start giving me advice, start giving me advice‘, klinkt het drammerig. Zoon zingt vol overtuiging mee, ik val direct in.
„Nee”, corrigeert zoon me, „hij zingt ‘Stop giving me advice.”
„Wie is het?”, vraag ik.
„Jack Harlow.”
Ik dwing mezelf te luisteren. Nee, dit is niet het moment om over gisteravond te beginnen.