Jip-en-janneketaal en de woordenbrandstapel
Op de sociale media zijn polls – dat zijn opiniepeilingen – in trek. Is Maurice de Hond uit zijn hok ontwaakt? Nee, ik heb het over taal. Hoewel, de taalvervuilende emissie van de Tweede Kamer is niet uit te drukken in een waarde waarin men elkaar bovendien niet laat.
Bij een poll van deze week kan ik uit vier antwoorden kiezen, wat ik van het toenemend gebruik van de Engelse taal in de horeca en in winkels vind. Je kunt je antwoord toelichten in de comments – dat zijn reacties – waarna men elkaar hierom op de kalende schedels kletst dan wel bij de extensions grijpt. Ik typ net mijn antwoord als ik mág bestellen. Aardig. „Een uitsmijter op witbrood, ham graag meegebakken.” „Only English“, zegt de waitress – dat is een serveerster, in de lucht een stewardess, die je moeilijk een luchtserveerster kunt noemen, tenzij je wel van gebakken lucht houdt.
De ham is niet meegebakken, het brood is bruin. Duidelijk geen ‘Strammer Max’, om het eens in het Duits te zeggen. Ik maak maar geen stennis, geen zin in een confrontatie met de uitsmijter en betaal. Geen fooi, want dat woord begrijpt ze toch niet.
Bij de boekhandel van een bekende keten staat: ‘Sale’. Waar je discount verwacht, staat op het bord korting. Voor een bonuskleuter die al aardig kan lezen en schrijven sinds de inbeslagname van zijn smartphone en heeft leren leren, zoek ik een boek.
„Do you have Jip en Janneke?”, vraag ik de verkoopster.
„Only the Dutch version“, zegt ze met een Amsterdams accent. „Maar waarom spreekt u Engels, meneer? Ik hoor duidelijk dat u Nederlander bent.”
Ik leg maar niets uit en zeg „sorry, uh… neem me niet kwalijk.”
Podcasts zijn ook populair. En dat in een tijd dat er beeld is. Aan de andere kant: geouwehoer in de ruimte hoef je ook nog niet een keer te zien.
In de jaren ’50 was er nog geen beeld, dus luisterde men massaal naar de radio. Naar In Holland staat een huis, geschreven door Annie M.G. Schmidt, beter bekend als De familie Doorsnee. Via het lijntje van de draadomroep identificeerde de luisteraar zich veilig met een doorsneefamilie. In een tijd dat er ook al woningnood was: „Hadden we maar een woninkie.”
Annie schreef in die tijd Jip en Janneke. Kinderboeken over buurkinderen. Uit de tijd, de belevenissen van een jongetje en een meisje, die nog geen genderkeuze hebben gemaakt? Net zoals je je kunt afvragen waarom ‘Jan, Jans en de kinderen’ nog zo heet. Waarom niet inclusief ‘Jans en Jan’, of ‘Jan en Jan’, ‘Jans en Jans’ of ‘Jan, Jans en de bonuskinderen’?
De Nederlandse taal moet je leren. Voor de een moeilijker dan voor de ander. Als jip-en-janneketaal een metafoor is voor duidelijke taal, schrijf dan niet ‘Jip-en-Janneke-taal’. Dat is zo fout als de kindertaal van een kleuter. Echter, desalniettemin, nochtans is oer-Nederlandse woorden op de woordenbrandstapel leggen een volwassen taalmisdaad.