Rij
Dreinende regen laat de stad huilen. Hoewel vroeg vertrokken, sta ik net droog op de drempel van de boekenwinkel en pak een exemplaar van Et Heanige Preenske.
Vanonder zijn kletsnatte pet kijkt een man bezorgd langs de sliert wachtenden, dan op zijn horloge en mompelt dat zijn parkeerticket over een kwartier verloopt.
Verderop zit Herman Finkers te signeren. Hij neemt alle tijd, heeft aandacht voor iedereen. We schuifelen verder, keuvelen met elkaar als onder oude bekenden. Ook Petmans vergaat de haast.
„Ik heb het boek al uit!”, roept iemand die nog buiten staat.
Droge humor laat de mensen lachen.