Spuiten en slikken
Sinds enige tijd heb ik last van hinderlijke jeuk in de bilnaad. Daarom breng ik een bezoek aan de huisarts, alwaar de Physician Assistant mij onderzoekt.
„De wat?”, vraag ik, want al ken ik dan wel de doktersassistente, de term Physician Assistant is mij vreemd, maar dat vindt de desbetreffende Physician Assistant ook maar raar. Ze constateert aambeien, en er moet wat aan gebeuren.
„Tja, hier moet Joep denk ik even naar kijken”, oordeelt ze, en tuurt, rommelend in haar paperassen, over de rand van haar leesbril naar het computerscherm. „Hij heeft vast wel een gaatje”, mompelt ze.
„Is er niet een vrouwelijke arts die dat doen kan?”, onderbreek ik haar overpeinzingen. Het idee dat Joep mijn aambeien moet ‘doen’ en geloof me, wanneer ik aan dokter Smits denk refereer ik liever niet aan diens voornaam, maakt me niet bepaald gelukkig gestemd.
Kan het, mag het?
„Een vrouwelijke arts?”, echoot de Physician Assistant, ze staart me misnoegd aan. „Hoezo, waarom een vrouw?” Een vrouw voor een nogal private zone, kan het, mag het? Vooruit, het kan.
Ze heet dokter De Bruin, what’s in a name. „Kleed u maar uit”, lacht ze me vertrouwelijk toe en ze schuift haastig een vaal ecru gordijntje opzij. „Alles uit, op uw shirt na”, roept zij monter uit. Ik zucht, het wordt vast een vervelende behandeling, montere lachjes beloven meestal weinig goeds.
Eenmaal ontkleed betreed ik vanachter het gordijntje weer de behandelkamer. Ondertussen zijn er twee jongemannen binnengekomen. Ieder is gehuld in doktersjas met ontblote armen en witte handschoenen, alsof ze verwachten dat er een kalf op de wereld gezet gaat worden.
Ontstelde tronie
„Twee stagiairs, dat is zeker geen probleem? Ze moeten het toch ook maar leren, tenslotte”, vindt De Bruin. Verbeeld ik het mij nou, of onderschep ik nog net voordat ik ga liggen een vermaakt lachje, bij het zien van mijn ontstelde tronie? De stagiairs zien er jeugdig uit, ik schat ze hooguit midden twintig. En het ergste, het zijn twee mannen in plaats van één Joep.
„Ach, ons kent ons”, gaat De Bruin verder, tikkend op mijn linkerbil, alsof ze al jaren bevriend zijn, mijn billen en dokter De Bruin. Ze spreidt mijn benen terwijl de jongens de behandeltafel naderen, ieder draagt een loepbril met lampje op de neus.
Harige naad
„Tja, dit is een vrij harige naad”, is het ongezouten commentaar van De Bruin. De mannen lachen ongemakkelijk mee. „Nou Diederik-Jan, wat zou jij nu doen?” Diederik-Jan denkt er even over na, maar de andere jongeman aarzelt niet. Even verdoven en wegsnijden maar. Het zweet breekt me intussen uit. Gaat dat broekie, stagiair nummer twee, zometeen echt spuiten en snijden?
„Zet u even wat spanning op uw poepgat, mevrouw?” Van de ‘spanning’ laat ik een knallende wind, recht in het gezicht van Diederik-Jan, die net ingespannen staat mee te kijken. „Nou, nou”, mompelt ie beduusd. De ander zet de spuit, ramt iets hards in mijn reet en plugt daarna een compres in de naad.
De eerste reet
„Klaar”, zegt hij, met een zweem van trots in de stem, ik ben vast de eerste reet die hij behandeld heeft. Zo voelt het wel in ieder geval. De Bruin schrijft nog een zalf voor. Twee maanden smeren zou moeten volstaan. Diederik-Jan en stagiaire nummer twee groeten beleefd en ik kan me weer gaan aankleden.
Mijn man zit bij de receptie op me te wachten. „En?”, vraagt hij glimlachend, hij had het duo al de behandelkamer uit zien komen. Eén blik van mij is voldoende. De lach verdwijnt weer van zijn gezicht. Met een stekende reet stap ik in de auto waarna we naar huis rijden. Als de aambeien ooit terugkeren heb ik pech, want ik laat ze vanaf nu nog liever groeien tot op mijn knieën.