Mat
Als ik beneden kom zitten vader en zoon, 7, tegenover elkaar op de bank. Het schaakbord tussen hen in. Het is zondagochtend, half acht. ‘Jij bent laat uit je bed’, zegt zoon, terwijl hij zijn koning een zetje geeft. Ik onderdruk een geeuw.
‘Gaat het goed, Maarten?’
‘Ja, ik heb net al gewonnen, het vorige spel’. Hij kijkt me aan met een blik vol zelfvertrouwen. ‘Dat is knap’, reageer ik, ‘want schaken is een moeilijke sport’.
‘Is schaken een sport?’, roept hij uit, zijn vader vragend aankijkend.
‘Jazeker, een denksport’, antwoord ik.
‘Dus je kunt ook schaker worden?’ Man knikt, zijn ogen gericht op het schaakbord.
De afgelopen maanden is zoon consistent gebleven in zijn beroepswens. ‘Ik word later wielrenner’, laat hij ons met enige regelmaat weten. Dit voornemen begint nu te kantelen.
Hoewel, met ongeloof ziet zoon wat er gebeurt op het schaakbord, hij kijkt zijn vader verongelijkt aan.
‘Tim Krabbe was toch ook best een goede schaker?’ roep ik zomaar, terwijl ik toekijk.
‘Ook?’ reageert man.
‘Tim Krabbe is én schrijver én hij kan ook nog eens goed wielrennen, Maarten’, ga ik verder. ‘Tegenwoordig heb je toch die Deense schaker die zo goed is?’, onderbreek ik mezelf. ‘Toch’, ‘ook’, ‘eigenlijk’, ‘best’. Ik grossier in bijwoorden, tot irritatie van sommigen.
‘Die ’Deen’ komt toevallig uit Noorwegen’, bromt man.
Ik kijk op mijn schermpje. Magnus Carlsen, inderdaad hij komt uit Noorwegen. ‘Maar de grootste schaker was toch die Rus’, babbel ik door. ‘Kasparov. Hij is van Armeens-Joodse afkomst, staat in brede groepen bekend als een van de beste schakers aller tijden’, lees ik voor. ‘Hij is al jarenlang actief in de politiek en heeft een sterke anti-Poetin-visie. Haha’, lach ik, ‘een ex-sporter met een anti-Poetin-visie die zich mengt in de politiek’.
‘Kun jij eigenlijk schaken, mama?’, vraagt zoon.
‘Nee, ik heb het nooit goed geleerd. Je moet er ook best slim voor zijn.’
‘Ja’, zegt man en kijkt me even aan.
‘Dammen, dat kan ik wel’, zeg ik, ‘een beetje dan.’