Blokfluit

Sjaak Euser 11 aug 2023

In de turbulente krochten van mijn muzikale mislukkingen en qua dat absurde ondernemingen, bestaat een onwaarschijnlijke mismatch tussen mijn immer bescheiden persoonlijkheid en het grillige onding dat bekend staat als de ‘blokfluit’.

De blokfluit, met zijn onschuldig ogende – bijna lullige – verschijning en kleurrijke klanken, behoorde tot een element van mijn opleiding tot onderwijzer aan de Pedagogische Academie in Den Helder, periode 1974-1978. Ik koos ‘muziek’ als examenvak. Eén onderdeel van dat examen: fluit een paar kinderliedjes op de blokfluit. Verplichte kost, kortom. Vanaf het allereerste moment besefte ik echter dat er een diepe kloof gaapte tussen mijn verlangen naar muzikale harmonie en de beschamende realiteit van mijn vaardigheden.

Er gaapte ook een kloof tussen de lessen muziek op de Pedak van Bas M. (over hedendaagse popmuziek, over hoe slecht Abba was en hoe wij muziek van Herman Brood, Alquin en Kayak dienden te omarmen) en de dagelijkse praktijk op de stagescholen. Je kon in een tweede klas wel muziek van Kayak laten horen, maar die kinderen begrepen totaal niet waarom. Die wilden Vader Jacob zingen. Het liefst in canon. Probeer dat maar eens met Starlight Dancer of Still Believe

Blokfluit en gênante blunders

Het was alsof mijn blokfluit een eigen wil had en genoot van het zien van mijn gestuntel met de gaatjes. Mijn vingers raakten constant in de knoop, verstrikt in een web van gênante blunders. Terwijl ik de noten wilde laten dansen als een majestueuze symfonie, klonken ze eerder als een desperaat koor van stervende eenden in een roestige vleesmolen te Valkenswaard. Mijn melodieën waren een reeks ongecoördineerde arpeggio’s, waarbij ook maar de geringste muzikale harmonie angstvallig buiten mijn bereik bleef.

Elke noot die ik speelde, elk wankelend akkoord dat uit mijn blokfluit kwam, leek een spottende lach uit te lokken. Het was een pijnlijke herinnering aan mijn onvermogen, de muzikale essentie van dit instrument te omarmen. En mijn medestudenten gingen er verdomme mee om alsof het een vertrouwd lichaamsdeel was. Ik werd gek. Mijn eigen muzikale geest werd een slagveld van emotionele beproevingen. De ambitie om een muzikaal genie te worden, gestimuleerd door de ongekende technische mogelijkheden van de blokfluit, werd snel meedogenloos getackeld. De wanhopige pogingen, mijn muzikale kwaliteiten te brengen naar een niveau waarmee ik op de basisschool geen modderfiguur zou slaan, mislukten jammerlijk.

Uiteindelijk heb ik de blokfluit opzij moeten leggen en een bittere nederlaag moeten accepteren. Misschien was het niet mijn lot, muzikaal meesterschap te bereiken met dit grillige instrument. Misschien was het simpelweg een kwestie van mismatch tussen mijn persoonlijkheid en de veeleisende aard van de blokfluit. Ik moest het over een andere boeg gooien. Bedacht ik.

Drie bier en de groeten

De oplossing: op het examen scoorde ik een 1 (één) voor eigen vaardigheid, ondanks mijn geheel eigen wijze zingen van Big City van Tol Hansse, met leraar Bas op de piano. Voor mijn scriptie Het opgroeiende kind en popmuziek kreeg ik een 9 en dat wist ik van tevoren. Voor mijn ‘vrije onderwerp’ (punkmuziek en Kayak) kreeg ik een 7. Dat bij elkaar geteld leverde – afgerond – een 6 op en daarmee was ik geslaagd. De teerling geworpen. Hou doe, drie bier en de groeten.

Door dit alles raakte ik overigens niet ontmoedigd, andere muzikale wegen te verkennen en mijn passie voor harmonie te behouden. Zij het op minder compromitterende manieren: ik leerde – als leerkracht -een klein beetje gitaar spelen en dat ging geweldig. Kinderen zongen I’m on fire van Bruce Springsteen en De Nozem en de Non van Cornelis Vreeswijk, terwijl ik op de gitaar speelde. Ik voelde me een rockster. De kinderen genoten ervan, dat was nog het mooiste.

Dit bescheiden succes laat echter onverlet, dat ik het idee van een eigen rockband heb laten varen.

Het beste van Metro in je inbox 🌐

Meld je aan voor onze nieuwsbrief en ontvang tot drie keer per week een selectie van onze mooiste verhalen.