Vlonders zagen en een naaktslak in spagaat
Ik opende de kliko en stond oog in oog met een slak die de spagaat deed. Dat was mijn eigen schuld: ik had de kruipende piemel eerder die dag uit m’n tuin gehengeld en erin gekieperd.
Nu keek-ie me aan alsof-ie wilde zeggen: ‘Kijk eens wat ik in tussentijd geleerd heb?’
In die zin was ik nog best onder de indruk. Ik stond daar met een teil drek, die ik net van het balkon geschraapt had. Wat onder de vlonders had gelegen, die ik net in tweeën had gezaagd. Het was me opgevallen dat we lekkage hadden. Ik verdacht de vlonders daar schuld aan te hebben. Na het optillen van de enorme gevallen had ik niet op de drek daaronder gerekend. M’n eega deed dat wel.
„Dat moet denk ik weg”, bracht hij het onschuldig. Ik stond er toch al, gewapend met tuinhandschoenen en een zaag, maar zijn favoriete onderdeel waren toch wel m’n rubberlaarzen.
„Zal ik het even doen?”, probeerde hij nog ridderlijk, „dan ga jij de macaroni koken?” Maar ik had net m’n goeie zin aangetrokken. Bovendien probeer ik te allen tijden de keuken te vermijden, geïntimideerd als ik me voel door de stortvloed aan pannen, deksels en al die ingewikkelde dingen met handvatten, waarvan ik niet weet wat ik ermee moet („het meeste is gewoon bestek, schat”, probeerde mijn eega al eens).
Er vrolijk op los zagen
Ik ging liever de vlonders te zagen. De eerste halen heen en weer klonken. Ik had de vlonder tegen de balustrade gezet. Die is van ijzer. Ik klonk (nog) niet als Assurancetourix, maar een rode buzzer van Simon Cowell had er zeker in gezeten.
Enfin, ik zaagde er vrolijk op los, probeerde mijn bril op mijn bezwete neus te houden, om het mos van m’n kleren te houden, om m’n blote benen moddervrij te houden én om die vlonder ervan langs te geven. Het duurde niet lang, uitgedroogd en kreupel als dat hout was. Daarna kreeg ik pas oog voor de drek. Toch een dik soort modder. Dat moest bijeen geveegd en in een teiltje. Daar had ik die tuinhandschoenen voor.
Toen nog naar beneden, naar de kliko. Met vieze laarzen door de kamer. Waar ik dan wel een handdoek als veegmatje had neergelegd, maar ook de zaag, want die wilde ik niet op die natte drek hebben. Nu moest ik het teiltje nog kwijt. We pasten niet met z’n allen op de handdoek. Dan toch maar even op de zaag. Toen nog die spagatende slak. Ik vond het bijna jammer dat ik ‘m m’n avonturen van het balkon niet kon vertellen. Later spoot ik de drek van m’n laarzen met de tuinslang en bijna op m’n gezicht, want manlief had de kraan iets te hard open gezet. Ik kon de buren horen lachen en kon het ze niet kwalijk nemen. Lang leve klussen.