Grijze haren zijn een zegen…
Even tot rust komen tijdens mijn wandeling. Dus zit ik even later, in the middle of nowhere, in een oud kerkje waar – ik noem maar iemand – Jezus zomaar bij ons aan tafel kan komen aanschuiven. Keigaaf!
Er zit nog iemand in het kerkje. Een man die mij groet en zegt óók even tot rust te willen komen hier. En terwijl wij tot rust zitten te komen, kijk ik maar eens om mij heen. Het is een oud kerkje. Een verdomd oud kerkje zelfs. Eén windvlaag en zeg maar dag met je handje.
Dan komt de pastoor van het kerkje binnen, zwart pak, zalvende glimlach en een bos grijze haren. Meneer pastoor ziet mij kijken naar zijn grijze haar: „Ik weet wat je denkt, m’n zoon. Jij denkt, Jezus wat een ouwe pastoor met al dat grijze haar. Heb ik gelijk of niet?”
„Tja…”, probeer ik.
„Zie je wel. Maar laat mij je dit zeggen m’n zoon; grijze haren zijn een zegen, vraag dat maar aan elke kale vrouw.”
Dan kijkt hij naar de andere man: „En wat mankeert er aan jou m’n zoon? Je kijkt alsof je op het punt staat een IKEA-kast in elkaar te timmeren. Of uit elkaar te slaan. Maakt niet uit, dat is bij IKEA allemaal hetzelfde.”
„Het is evident dat ik niet uw zoon ben, maar oké, ik heb wat problemen met mijn ex-vrouw”, zegt de man. „Ze zeurt over niets anders dan nóg meer alimentatie.”
Is dit een pastoor?
„Dan adviseer ik je de volgende reactie te geven: ‘Ik hoor wat je zegt maar daar kan ik op het ogenblik nog geen geld voor vrijmaken’.”
Ik geloof mijn oren niet. Is dit echt een pastoor?
„Nog meer problemen m’n zoon?”, vraagt hij aan de man. Die fronst en zegt: „Ze schijnt nogal veel over mij te roddelen.”
„Mooi mooi”, zegt meneer pastoor. „Je moet maar zo denken; als ze over je roddelen, dan kom je dingen over jezelf te weten die je nog niet wist. Niet dan?”
Ineens komt er een andere man door een zijdeur de kerk binnen: „Ik zie dat jullie al kennis hebben gemaakt met Arie, mijn hulpje. Hij is toch niet lastig hè? Hij is, laat ik het voorzichtig formuleren, wat achter in zijn denkvermogen. Daarom wordt hij ook wel eens gekscherend Arie Boomsma genoemd hahaha.”
Arie grinnikt. De man naast mij echter, zit erbij alsof hij Jezus bellen ziet blazen van gebakken lucht.
Meneer Pastoor steekt doodgemoedereerd een sigaartje op en zegt: „Zo jongens, zoals Kipling al zei: ‘A woman is only a woman but a good sigar is a smoke…'”