Maart 1993
Het was maart 1993. Ik was opeens overspannen. Althans ik dacht dat het opeens was. Niet waar natuurlijk.
De voor mij makkelijkste manier om het te verklaren, was dat ik heel druk was op mijn werk. Dat was gedeeltelijk ook wel waar, maar niet de enige, of niet de echte reden. Vanuit het werk werd ik naar een psycholoog verwezen om zo snel mogelijk de draad weer op te kunnen pakken.
Ik weet nog goed dat vooral vanuit de werkgerelateerdheid werd beschouwd en gekeken. Werkzaam als wat toen heette bijstandsmaatschappelijk werker bij een gemeentelijke sociale dienst, gaf nu eenmaal druk vanwege intensief en langdurig contact met cliënten. Kijken en beschouwen vanuit werkgerelateerdheid kwam mij wel goed uit, omdat oorzaken van externe aard minder dichtbij mijzelf kwamen dan dat ik werd gedwongen binnen in mijzelf te kijken. Diagnose: burn-out. Volkomen gevloerd aan de antidepressiva en alleen maar in bed ‘willen’ liggen en dat ook actief beoefenen. Geen enkele structuur in dagbesteding en/of dag- en nachtritme. 38 jaar jong en volkomen ‘leeg’. Uitgeblust, uitgeteld en zo ongeveer alles wat verder met uit begint.
Ik weet niet meer precies hoelang die periode van inactiviteit heeft geduurd. Toch zeker een aantal maanden. Ik voelde het ‘schuren aan mijn ziel’. Schuren in de zin van dat ik met schuurpapier werd bewerkt in het diepste binnen van mijn binnenste. Dat is de pijn die ik mij herinner en die ik niemand toewens. Daar is geen pijnstiller voor, dan wel tégen. Toen het ruwe weg was geschuurd, kwam mijn binnenste ‘ik’ boven. Met dat laatste ben ik aan de slag gegaan. Helemaal op mijn eigen manier. En dat in minder dan vierhonderd woorden.