Niet alles verandert
Vanmorgen las ik een oproep van een andere verpleegkundige. Haar vraag: of ZZP’ers in de zorg hun diensten niet zo kort van tevoren af wilden zeggen.
Het riep bij mij een tsunami aan herinneringen op.
Zolang als ik in de zorg werk, en dat is al bijna veertig jaar, zijn open diensten een probleem. En het gebeurt heus niet alleen met flexers, inleners of hoe je ze ook wil noemen. Ook directe collega’s belden soms pas op het allerlaatste moment af. Omdat ze tot die laatste minuut wilden komen werken, en pas bij het naar buiten lopen merkten dat ze simpelweg te ziek waren. En soms omdat die snotneus een reden bleek om thuis te blijven.
Zo werkt dat met mensen en ook dat blijft altijd.
Dat dat afzeggen extra hard aankomt is omdat de hoeveelheid taken hetzelfde blijven.
Altijd.
Al die zorg moet je dan met minder mensen doen. Of helemaal in je uppie. En ook dat was vroeger echt niet anders. Als je dienst had, zat er niks anders op dan het vuur uit je sloffen te lopen.
Weggaan geen optie
De keren dat de dagdienst ook een halve avonddienst bijdraaide, we het avondhoofd vroegen om bij te springen en de nachtdienst wat eerder begon, kan ik niet op één hand tellen. En ook niet op twee. En ik was ook heel regelmatig wanhopig als bleek dat de nachtdienst niet kwam opdagen. Of zich ziek meldde.
Want ik wilde om elf uur ook heel graag naar huis.
Maar weggaan was geen optie. Natuurlijk niet. Dus koppen bij elkaar, iedereen zette een stap langer en dan kwamen we er wel weer uit.
Je wordt vanzelf creatief.
Dat je je waardeloos voelt, omdat je het gevoel hebt tekort te schieten, schoof ik voor het gemak opzij. Het gaat in je systeem zitten als je er te lang over nadenkt.
Nu het uitknijpen van de zorg een extra versnelling vindt en de krapte zo langzamerhand tot een hoogtepunt komt, snap ik haar oproep volledig. Dat daar in al die jaren geen oplossing voor gevonden is, is vooral ontzettend droevig.