Echte liefde
„Jezusmina, wat is hier gebeurd?”, brengt mijn man uit bij het betreden van de echtelijke slaapkamer. Het betreft hier geenszins een uiting van bewondering of geilheid, maar meer eentje van ‘ons kent ons’.
„Wat ligt hier in Godsnaam te rotten?”
„Hoor wie het zegt”, glimlach ik liefjes terug.
„De man die voor 80 procent bestaat uit stront, die.”
De man die in alle vroegte van de morgen van die gemene stiekemerds laat vliegen, die.
„Je krijgt eindelijk een scheet terug van eigen deeg.”
„Maar je bent ziek, dat moet haast wel.”
„Het absorberen van de strontlucht van je partner is het bewijs van ware liefde”, beweer ik, in een magere poging zijn beschuldiging te weerleggen.
„Wat?”
„Dat heb ik gelezen. Die gassen zijn goed voor je hart.”
Teken van echte liefde
Mijn man maakt een ondefinieerbaar geluid. Ik kan het na twintig jaar huwelijk prima vertalen.
De vertaling luidt: die bewering geldt slechts zolang hijzelf deze gassen produceert.
Maar niet alleen dát is een teken van echte liefde.
Het feit dat we ons vrij genoeg voelen om onze liefdesgassen los te laten, zegt dat we echt bij elkaar horen.
Vergeet de stomende seks, van ooit, in een ver verleden, naar nu kort afgeraffelde neukbeurten omdat we ‘moe’ zijn.
We gaan zo langzamerhand wel verdacht veel lijken op Piet en Nel van de hoek.
Het antwoord dat volgt is veelzeggend.
Het luid suizend gesnurk naast me bevestigt en onderstreept mijn betoog.
Want mijn man is te midden van al deze romantische ontboezemingen in slaap gerold. Met zijn snurkmasker op het gezicht bevestigd. Want anders loopt het echt verkeerd af.
Zie hier. I rest my case.
Het meurt hier overigens ongelofelijk verschrikkelijk goor.
Dat dan weer wel.