De Duitse herder en het Vooroordeel
Mijn moeder was altijd dol op onze Labrador Pius, die ze graag verwende met een hondenkoekje. Pius had geleerd om lekkernijtjes met uiterste voorzichtigheid aan te nemen. Dat je vingers er niet tussen kwamen.
Niet dat ze doorbeet, maar met hapjes scoren kon ze behoorlijk lomp uit de hoek komen.
Ma kreeg dat kunstje maar niet onder de knie. Dan gaf ze Pius een koekje en nam die gulzigaard haar halve arm mee. Dan trok ze schielijk terug en zei ze quasi boos ‘lelijke grup’, haar term voor ‘schrokop’. Maar wat hield ze van Pius en ze was altijd een tikje nijdig als ik haar eens niet bij me had. Maar toen kreeg ma dat nare, dat duivelse Alzheimer en uiteindelijk lag ze in het verpleeghuis.
Eén keer was ik daar nogal vroeg en de engelen van het zorgpersoneel waren op de kamers bezig om de patiënten gereed te maken voor de dag. Ik loop de afdeling over en zie de deur van mijn moeder half open staan. Enkele seconden sta ik perplex. Maar echt, hè. Mijn moeder ligt op bed. Bij haar hoofdeind een stoel. En op die stoel zit een joekel van een Duitse herder. What the f… een herdershond? Jawel.
Zo eentje die in zijn uppie een bende hooligans tot bedaren brengt? Ja, zo een. Die een erf vrijwaart van inbrekers, wolven en aliens? Yep.
Zorghond, of all dogs
Maar ma ligt op haar rug, met haar arm om de schouder van het dier en kroelt hem zachtjes achter een oor. En die hond zit daar op zijn dooie gemak, merkt dat ik in de deuropening sta en kijkt me aan. Heel kort knijpt hij zijn ogen dicht, als om te zeggen: ‘Het is goed hoor, dit vindt ze fijn’. Zo verbijsterd als ik ben, begrijp ik meteen wat ik aanschouw: een zorghond. Een Duitse herder, of all dogs!
„Dat klopt”, zegt de zuster, „die meneer komt twee keer per week met zijn hond. Patiënten die er goed op reageren krijgen hem een kwartiertje op bezoek. Uw moeder vindt het heerlijk.” Ik zie de baas van de hond, complimenteer hem en bedank hem voor het grote plezier dat hij mijn moeder doet.
Even later maakt de man een geluidje en de herder stapt heel behoedzaam van de stoel af. Ma graait in het luchtledige, maar de hond sjokt zelfstandig naar de volgende kamer. Ik mag even meekijken en zie een oude man in zijn leunstoel, gelukzalig de hond over de kop aaiend. Het dier likt zijn hand.
Mijn moeder is zo ver en ik rij haar de afdeling op. Ik schenk koffie voor ons in en ga bij haar zitten. „Pius was net hier”, zegt ze met een glimlach op haar gezicht.