Eenzaamheid kent veel tijd
Achter het raam zit een oude man naar buiten te staren.
Terwijl ik wat ongemakkelijk voortbeweeg met mijn geweldige rolstoel die ik als rollator gebruik, gaan mijn ogen zijn richting op.
Zijn vriendelijke lach en het knikje met zijn hoofd groeten mij, waarop ik vriendelijk terug lach en met mijn hand zwaai.
Ik loop het parkje in om even uit te rusten: ‘Lekker makkelijk zo’n rolstoel, want ik kan even zitten om bij te komen.’
Mijn gedachten blijven bij die oude man.
„Zou hij geen familie hebben, die hem even komt bezoeken?”, denk ik, want elke dag als ik mijn wandeling maak zie ik hem daar staan.
„Stel je voor dat hij verkeerd valt en niemand die het weet.”
„Dat hij de hele dag niks heeft gegeten of al dagen niet gewassen.”
Ik maak me te druk in mijn gedachten en wil hier niet te veel aan denken.
Maar toch lukt het me niet, wat ik ook probeer, die meneer blijft me bezighouden.
Ik kijk naar de eendjes die samen als een grote familie bij elkaar zwemmen, mooi om te zien dat dieren zo voor elkaar zorgen.
Als één van de kleine eendjes iets te ver afwijkt, gaat moeder eend als een speer haar terughalen.
En dan volgen de kleintjes elkaar netjes in de rij naar de waterkant.
Daar kunnen wij mensen veel van leren.
Ik kijk op mijn telefoon en zie dat het tijd is om naar huis te gaan om mijn medicatie in te nemen.
Langzaam loop ik dezelfde weg terug en denk aan die oude meneer.
„Zou hij daar nog staan?” Denk ik bij mijzelf.
Als ik dichter bij zijn huis kom zie ik voor de deur iemand staan die mijn kant opkijkt.
Verrekt het is die man.
Met zijn sloffen en wandelstok in zijn hand komt hij mijn kant op.
„Oh gelukkig, daar bent u”, zegt hij opgelucht met een grote zucht.
„Wat bedoelt u?”, vraag ik hem verbaasd.
„Och meid, ik maakte me zorgen om u, ik dacht dat er iets met u gebeurd was en wilde na vijf minuten als u nog niet langs was gelopen mijn dochter bellen om u te gaan zoeken, u heeft zeker geen familie die zich om u bekommert.”
Arme meid.