Reistijd
„Gingen jullie vroeger dauwtrappen?”
Langzaam draait haar hoofd over het kussen mijn kant op. Ze praat zacht maar helder. „Ja, natuurlijk. Je vader en ik op de fiets naar De Lutte. En het goot de hele weg. Mijn wollen plooirok was loodzwaar.”
„Jullie wilden op bezoek bij familie?”
„Nee, naar De Vereeniging. We stopten onderweg bij een café om te schuilen en onze broodjes op te eten. Dat mocht niet! Ze wilden natuurlijk liever zelf wat verdienen.” Ze lacht geluidloos, reist driekwart eeuw door de tijd. „Hoe is het weer vandaag?”
„Prachtig voor Hemelvaart.”
Tevreden sluit ze haar ogen.